Summary
Dutch
Detailed Translations for graaf from Dutch to English
graaf:
Translation Matrix for graaf:
Noun | Related Translations | Other Translations |
landgrave | graaf; landgraaf |
Wiktionary Translations for graaf:
graaf
Cross Translation:
noun
graaf
-
geschiedkundige term voor een landsheer, oorspronkelijk belast met de rechtspraak in een gebied, later wordt de titel verzelfstandigd tot een aanduiding van de heerser in een graafschap, één rang lager dan markies
-
een verzameling punten, knopen genoemd, waarvan sommige verbonden zijn door lijnen, de zijden, kanten of takken
- graaf → graph
noun
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• graaf | → count | ↔ Graf — Adelstitel |
• graaf | → count; earl | ↔ comte — antiq|fr dignitaire des derniers temps de l’empire romain et du bas-empire. |
graaf form of graven:
Conjugations for graven:
o.t.t.
- graaf
- graaft
- graaft
- graven
- graven
- graven
o.v.t.
- groef
- groef
- groef
- groeven
- groeven
- groeven
v.t.t.
- heb gegraven
- hebt gegraven
- heeft gegraven
- hebben gegraven
- hebben gegraven
- hebben gegraven
v.v.t.
- had gegraven
- had gegraven
- had gegraven
- hadden gegraven
- hadden gegraven
- hadden gegraven
o.t.t.t.
- zal graven
- zult graven
- zal graven
- zullen graven
- zullen graven
- zullen graven
o.v.t.t.
- zou graven
- zou graven
- zou graven
- zouden graven
- zouden graven
- zouden graven
en verder
- is gegraven
- zijn gegraven
diversen
- graaf!
- graaft!
- gegraven
- gravend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for graven:
Verb | Related Translations | Other Translations |
dig | delven; graven | een por geven; omgraven; omploegen; omspitten; omwerken; ploegen; porren; spitten; stoten |
dig out | graven; opdelven; opgraven; scheppen | |
dig up | graven; opdelven; opgraven; scheppen | afgraven; opduikelen; opscharrelen; opsnorren; opsnuffelen; rooien; uitvissen |
excavate | graven; opdelven; opgraven; scheppen | uitgraven |
exhume | graven; opdelven; opgraven; scheppen | uitgraven |
expose | graven; opdelven; opgraven; scheppen | aanschouwelijk maken; beschikbaar maken; bloot stellen aan; blootleggen; demonstreren; onthullen; ontluiken; ontmaskeren; opbloeien; veraanschouwelijken; zich ontsluiten |
lay open | graven; opdelven; opgraven; scheppen | |
open up | graven; opdelven; opgraven; scheppen | koloniseren; ontgrendelen; ontsluiten; opendoen; opendraaien; openen; openmaken; settelen; vestigen |
unearth | graven; opdelven; opgraven; scheppen | aangetroffen worden |