Dutch
Detailed Translations for groothouden from Dutch to English
groothouden:
-
groothouden
Conjugations for groothouden:
o.t.t.
- houd groot
- houdt groot
- houdt groot
- houden groot
- houden groot
- houden groot
o.v.t.
- hield groot
- hield groot
- hield groot
- hielden groot
- hielden groot
- hielden groot
v.t.t.
- heb grootgehouden
- hebt grootgehouden
- heeft grootgehouden
- hebben grootgehouden
- hebben grootgehouden
- hebben grootgehouden
v.v.t.
- had grootgehouden
- had grootgehouden
- had grootgehouden
- hadden grootgehouden
- hadden grootgehouden
- hadden grootgehouden
o.t.t.t.
- zal groothouden
- zult groothouden
- zal groothouden
- zullen groothouden
- zullen groothouden
- zullen groothouden
o.v.t.t.
- zou groothouden
- zou groothouden
- zou groothouden
- zouden groothouden
- zouden groothouden
- zouden groothouden
diversen
- houd groot!
- houdt groot!
- grootgehouden
- groothoudend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for groothouden:
Noun | Related Translations | Other Translations |
bluff | bergwand; rotswand | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
bear up | groothouden | goed houden; groot houden |
bluff | groothouden | |
carry it off | groothouden | goed houden; groot houden |