Dutch

Detailed Translations for hachelijkheid from Dutch to English

hachelijkheid:

hachelijkheid [znw.] nomen

  1. hachelijkheid (neteligheid)
    the precariousness; the perilousness

Translation Matrix for hachelijkheid:

NounRelated TranslationsOther Translations
perilousness hachelijkheid; neteligheid
precariousness hachelijkheid; neteligheid

Related Words for "hachelijkheid":


hachelijk:


Translation Matrix for hachelijk:

NounRelated TranslationsOther Translations
review beoordeling; bespreking; boekbespreking; herstelling van materiaal; kritiek; recensie; revisie; revue
VerbRelated TranslationsOther Translations
review bediscussiëren; bepraten; bespreken; controleren; doorpraten; doorspreken; hervormen; herzien; onderwerp behandelen; praten over; recenseren; reformeren; spreken over; terugblikken
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
awkward benard; benauwd; ernstig; hachelijk; kritiek; penibel; zorgelijk; zorgwekkend bokkig; gebrekkig; gênant; hinderlijk; knullig; koppig; lastig; lastige; moeilijk; naar; niet makkelijk; onaangenaam; onbeholpen; ongelegen; ongemakkelijk; onhandig; onplezierig; onprettig; onverkwikkelijk; opgelaten; pijnlijk; schutterig; slungelig; storend; stumperig; stuntelig; zeer doend; zwaar
critical benard; benauwd; delicaat; ernstig; hachelijk; kritiek; lastig; netelig; penibel; precair; zorgelijk; zorgwekkend beslissend; doorslaggevend; erg; ernstig; kritisch; kwalijk; moeilijk; problematisch; van bedenkelijke aard
dangerous gevaarlijk; gewaagd; hachelijk; risicovol; riskant angstaanjagend; bedreigend; gevaarlijk; onveilig
deceptive gevaarlijk; hachelijk; risicovol; riskant bedrieglijk; illusoir; misleidend
delicate delicaat; hachelijk; kritiek; lastig; netelig; penibel; precair breekbaar; broos; delicaat; dun; fijn; fijn van smaak; fijne; fijngebouwd; fijngevoelig; fijnzinnig; fragiel; frèle; heerlijk van eten; iel; kwetsbaar; lastig; lichtgebouwd; niet schikkend; rank; slank; slank en smal; storend; teder; teer; teerbesnaard; teergevoelig; tenger; zwak
hazardous gevaarlijk; gewaagd; hachelijk; risicovol; riskant angstaanjagend; gevaarlijk
painful benard; benauwd; ernstig; hachelijk; kritiek; penibel; zorgelijk; zorgwekkend genant; pijnlijk; smartelijk; verdrietig makend; zeer doend
perilous benard; benauwd; delicaat; ernstig; gevaarlijk; hachelijk; kritiek; lastig; netelig; penibel; precair; risicovol; riskant; zorgelijk; zorgwekkend angstaanjagend; gevaarlijk; halsbrekend; levensgevaarlijk
precarious benard; benauwd; delicaat; ernstig; hachelijk; kritiek; lastig; netelig; penibel; precair; zorgelijk; zorgwekkend delicaat; fijn van smaak
risky gevaarlijk; gewaagd; hachelijk; risicovol; riskant angstaanjagend; gevaarlijk
touchy delicaat; hachelijk; kritiek; lastig; netelig; penibel; precair aangebrand; gevoelig; humeurig; korzelig; kregel; kwalijknemend; lichtgeraakt; prikkelbaar; sensitief
unsafe gevaarlijk; hachelijk; risicovol; riskant bedreigend; gevaarlijk; onveilig
worrisome benard; benauwd; ernstig; hachelijk; kritiek; penibel; zorgelijk; zorgwekkend onrustbarend; piekerig; tobberig; verontrustend; zorgelijk; zorgwekkend; zwaartillend
ModifierRelated TranslationsOther Translations
hard benard; benauwd; ernstig; hachelijk; kritiek; penibel; zorgelijk; zorgwekkend bikkelhard; hard; hardhandig; hardvochtig; ijzerhard; kalkachtig; kalkhoudend; keihard; kritisch; lastig; moeilijk; niet makkelijk; onbarmhartig; ongemakkelijk; ongenadig; onzacht; problematisch; ruw; staalhard; steenhard; zwaar
review benard; benauwd; ernstig; hachelijk; kritiek; penibel; zorgelijk; zorgwekkend

Related Words for "hachelijk":

  • hachelijkheid, hachelijker, hachelijkere, hachelijkst, hachelijkste, hachelijke

Wiktionary Translations for hachelijk:

hachelijk
adjective
  1. aanmerkelijk aan gevaar of risico blootstaand

Cross Translation:
FromToVia
hachelijk dangerous; harmful; hazardous; perilous; treacherous; unsafe dangereux — Qui met en danger (sens général)
hachelijk perilous; hazardous; risky; unsafe; dangerous; harmful; treacherous périlleux — Qui est dangereux, où il y a du péril.
hachelijk fearful; formidable; dangerous; harmful; hazardous; perilous; treacherous; unsafe redoutable — Qui être à redouter.