Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. handelaar:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for handelaar from Dutch to English

handelaar:

handelaar [de ~ (m)] nomen

  1. de handelaar (koopman; handelsman)
    the merchant; the trader; the hawker; the dealer; the seller
  2. de handelaar
    the merchant

Translation Matrix for handelaar:

NounRelated TranslationsOther Translations
dealer handelaar; handelsman; koopman dealer; deelster; deler; geefster; gever; handelsman; ondernemer; verkoopagent; wederverkoper; zelfstandig ondernemer
hawker handelaar; handelsman; koopman acquisiteur; colporteur; kramer; marskramer; straathandelaar; straatventer; straatverkoper; venter
merchant handelaar; handelsman; koopman groothandelaar; grossier; handelsman; ondernemer; zelfstandig ondernemer
seller handelaar; handelsman; koopman commis-voyageur; handelsreiziger; verkoper; vertegenwoordiger
trader handelaar; handelsman; koopman handelsman; ondernemer; zelfstandig ondernemer
- dealer

Related Words for "handelaar":

  • handelaren, handelaars, handelaartje, handelaartjes

Synonyms for "handelaar":


Related Definitions for "handelaar":

  1. wie iets koopt en weer verkoopt1
    • de handelaar verkocht zijn hele voorraad1

Wiktionary Translations for handelaar:

handelaar
noun
  1. iemand die handel drijft
handelaar
noun
  1. one who gains a livelihood from trading

Cross Translation:
FromToVia
handelaar dealer; tradesman; shopkeeper; merchant; trader; businessman commerçantpersonne qui gagner sa vie faire du commerce.
handelaar salesman; vendor; attendant; merchant; businessman marchand — Personne qui a pour profession d’acheter et de vendre

External Machine Translations:

Related Translations for handelaar