Noun | Related Translations | Other Translations |
delay
|
|
onderbreking; oponthoud; respijt; uitstel; verlet; vertraging
|
Verb | Related Translations | Other Translations |
dawdle
|
aarzelen; dralen; drentelen; druilen; hannesen; talmen; teuten; treuzelen; zaniken; zeiken; zeuren
|
dralen; drentelen; talmen; teuten; treuzelen
|
delay
|
aarzelen; dralen; drentelen; druilen; hannesen; talmen; teuten; treuzelen; zaniken; zeiken; zeuren
|
aarzelen; dubben; onderuitgaan; ophouden; slippen; talmen; temporiseren; uitglibberen; uitglijden; uitschieten; uitschuiven; vertragen; wegschieten; weifelen
|
linger
|
aarzelen; dralen; drentelen; druilen; hannesen; talmen; teuten; treuzelen; zaniken; zeiken; zeuren
|
aarzelen; blijven; blijven hangen; dralen; drentelen; dubben; talmen; teuten; toeven; treuzelen; vertoeven; verwijlen; weifelen
|
procrastinate
|
aarzelen; dralen; drentelen; druilen; hannesen; talmen; teuten; treuzelen; zaniken; zeiken; zeuren
|
aarzelen; twijfelen; weifelen
|
put off
|
aarzelen; dralen; drentelen; druilen; hannesen; talmen; teuten; treuzelen; zaniken; zeiken; zeuren
|
aarzelen; opschorten; opschuiven; rekken; twijfelen; uitstellen; verschuiven; vertragen; voor zich uitschuiven; weifelen
|
retard
|
aarzelen; dralen; drentelen; druilen; hannesen; talmen; teuten; treuzelen; zaniken; zeiken; zeuren
|
ophouden; rekken; temporiseren; vertragen
|
saunter
|
aarzelen; dralen; drentelen; druilen; hannesen; talmen; teuten; treuzelen; zaniken; zeiken; zeuren
|
drentelen; flaneren; kuieren; lopen; rondslenteren; slenteren; wandelen
|
tarry
|
aarzelen; dralen; drentelen; druilen; hannesen; talmen; teuten; treuzelen; zaniken; zeiken; zeuren
|
aarzelen; dralen; drentelen; dubben; talmen; teuten; treuzelen; twijfelen; weifelen
|
Adjective | Related Translations | Other Translations |
tarry
|
|
teerachtig
|