Summary
Dutch to English: more detail...
- heel:
- helen:
-
Wiktionary:
- heel → whole, canny
- heel → very, way
- heel → all
- heel → very, much, entire, overall, whole, full, integral, integer, global, outright, stark, thorough, complete, plenary, entirely, wholly, absolutely, altogether, utterly, all, completely, fully, thoroughly, through, from A to Z, at all, quite
- helen → heal
- helen → conceal, recover, heal, care for, cure, treat, remedy, reclaim, recoup, regain
Dutch
Detailed Translations for heel from Dutch to English
heel:
Translation Matrix for heel:
Adjective | Related Translations | Other Translations |
entire | heel; hele | algeheel; compleet; kompleet; volkomen; volledig; volslagen |
intact | gaaf; heel; intact | |
undamaged | gaaf; heel; intact | gaaf; onaangetast; onbeschadigd; puntgaaf; schadeloos |
unimpaired | gaaf; heel; intact | koel; koud; onaangedaan; onaangetast; onberoerd; onbeschadigd; onbewogen; onverzwakt |
- | compleet; geheel; vol; volledig | |
Adverb | Related Translations | Other Translations |
- | helemaal | |
Not Specified | Related Translations | Other Translations |
- | totaal | |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
whole | heel; hele | gaaf; gehele; onaangetast; puntgaaf |
Related Words for "heel":
Synonyms for "heel":
Antonyms for "heel":
Related Definitions for "heel":
Wiktionary Translations for heel:
heel
heel
Cross Translation:
adjective
en-det
adverb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• heel | → very | ↔ sehr — Steigerung eines Adjektivs oder Adverbs ohne Vergleich: in hohem Maße, besonders |
• heel | → much | ↔ sehr — Steigerung eines Verbs |
• heel | → entire; overall; whole; full; integral; integer; global; outright; stark; thorough; complete; plenary | ↔ entier — Qui a toutes ses parties, ou que l’on considérer dans toute son étendue. |
• heel | → entirely; wholly; absolutely; altogether; utterly; all; completely; fully; thoroughly; through; from A to Z; at all; quite | ↔ entièrement — D'une manière entière. |
heel form of helen:
-
helen (gezond worden; genezen; beteren)
-
helen (genezen van ziekte)
-
helen (gestolen goed verkopen)
Conjugations for helen:
o.t.t.
- heel
- heelt
- heelt
- helen
- helen
- helen
o.v.t.
- heelde
- heelde
- heelde
- heelden
- heelden
- heelden
v.t.t.
- heb geheeld
- hebt geheeld
- heeft geheeld
- hebben geheeld
- hebben geheeld
- hebben geheeld
v.v.t.
- had geheeld
- had geheeld
- had geheeld
- hadden geheeld
- hadden geheeld
- hadden geheeld
o.t.t.t.
- zal helen
- zult helen
- zal helen
- zullen helen
- zullen helen
- zullen helen
o.v.t.t.
- zou helen
- zou helen
- zou helen
- zouden helen
- zouden helen
- zouden helen
en verder
- ben geheeld
- bent geheeld
- is geheeld
- zijn geheeld
- zijn geheeld
- zijn geheeld
diversen
- heel!
- heelt!
- geheeld
- helend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for helen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
cure | geneeskundige methode; geneeswijze | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
cure | beteren; genezen; gezond worden; helen | cureren; genezen; gezond maken; kaken; uitsnijden; verduurzamen; vis kaken |
get well | beteren; genezen; gezond worden; helen | |
get well again | genezen van ziekte; helen | |
recover | beteren; genezen; gezond worden; helen | activeren; bekomen; herstellen; herwinnen; opleven; opwekken; reanimeren; terugwinnen; tot leven wekken; verlevendigen; zich hervinden |
regain one's health | beteren; genezen; gezond worden; helen | |
sell and receive stolen goods | gestolen goed verkopen; helen | |
- | genezen | |
Phrase | Related Translations | Other Translations |
get well | beterschap |
Related Words for "helen":
Synonyms for "helen":
Related Definitions for "helen":
Wiktionary Translations for helen:
helen
Cross Translation:
verb
helen
-
gezond worden
- helen → heal
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• helen | → conceal | ↔ verhehlen — fast ausschließlich i. d. Negativierung mit ‚nicht’ gebraucht: etwas („nicht“) im Ungewissen lassen |
• helen | → recover; heal; care for; cure; treat; remedy | ↔ guérir — délivrer d’un mal physique. |
• helen | → recover; heal; care for; cure; treat; remedy | ↔ guérir — Se délivrer d’un mal physique. |
• helen | → recover; heal; reclaim; recoup; regain | ↔ recouvrer — retrouver, rentrer en possession ; acquérir de nouveau une chose qu’on perdre. |