Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. hen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for hen from Dutch to English

hen:

hen adj

  1. hen (hun)
    them

hen [de ~ (v)] nomen

  1. de hen (kip; hoen)
    the chicken; the poultry; the fowl; the mother-chicken; the hen

Translation Matrix for hen:

NounRelated TranslationsOther Translations
chicken hen; hoen; kip groentje; hoender; hoenderik; lafaard; lafbek; melkmuil; poulet
fowl hen; hoen; kip
hen hen; hoen; kip hoentje; klein hoen
mother-chicken hen; hoen; kip
poultry hen; hoen; kip gevogelte; pluimvee; vogel; vogels
- kip
OtherRelated TranslationsOther Translations
them ze; zij
ModifierRelated TranslationsOther Translations
them hen; hun

Related Words for "hen":

  • hennen, henen, hens

Synonyms for "hen":


Related Definitions for "hen":

  1. derde persoon meervoud, object1
    • waar zijn de kinderen? ik heb hen niet gezien1
  2. vrouwelijk hoen dat eieren legt1
    • de hen broedde alle eieren uit1

Wiktionary Translations for hen:

hen
noun
  1. het vrouwtje van de hoenderachtige vogels
hen
noun
  1. female bird
  2. female bird (i.e. chicken)
  3. bird
en-pron
  1. third personal plural pronoun used after a preposition or as the object of a verb

Cross Translation:
FromToVia
hen hen poule — Gallinacée
hen baby; pig; ass poulet — Traductions à trier suivant le sens

Related Translations for hen