Dutch

Detailed Translations for huisvader from Dutch to English

huisvader:

huisvader [de ~ (m)] nomen

  1. de huisvader (pater familias)
    the progenitor; the patriarch; the founder; the ancestor
  2. de huisvader (familievader)
    the family man; the pater familias; the father of the family

Translation Matrix for huisvader:

NounRelated TranslationsOther Translations
ancestor huisvader; pater familias bovenliggend element; hoofd van geslacht; oervader; voorouder; voorvader
family man familievader; huisvader
father of the family familievader; huisvader
founder huisvader; pater familias aanstichter; aanzetter; bouwheer; grondlegger; grondvester; instigator; oprichter; oprichtster; opstoker; stamvader; stichter
pater familias familievader; huisvader
patriarch huisvader; pater familias oervader
progenitor huisvader; pater familias oervader; voorvader
VerbRelated TranslationsOther Translations
founder strompelen

Related Words for "huisvader":

  • huisvaders, huisvadertje