Dutch
Detailed Translations for incarneren from Dutch to English
incarneren:
-
incarneren (in een ander lichaam terugkeren)
Conjugations for incarneren:
o.t.t.
- incarneer
- incarneert
- incarneert
- incarneren
- incarneren
- incarneren
o.v.t.
- incarneerde
- incarneerde
- incarneerde
- incarneerden
- incarneerden
- incarneerden
v.t.t.
- ben geïncarneerd
- bent geïncarneerd
- is geïncarneerd
- zijn geïncarneerd
- zijn geïncarneerd
- zijn geïncarneerd
v.v.t.
- was geïncarneerd
- was geïncarneerd
- was geïncarneerd
- waren geïncarneerd
- waren geïncarneerd
- waren geïncarneerd
o.t.t.t.
- zal incarneren
- zult incarneren
- zal incarneren
- zullen incarneren
- zullen incarneren
- zullen incarneren
o.v.t.t.
- zou incarneren
- zou incarneren
- zou incarneren
- zouden incarneren
- zouden incarneren
- zouden incarneren
diversen
- incarneer!
- incarneert!
- geïncarneerd
- incarnerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for incarneren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
embody | in een ander lichaam terugkeren; incarneren | belichamen; verpersoonlijken |
incarnate | in een ander lichaam terugkeren; incarneren | |
reincarnate | in een ander lichaam terugkeren; incarneren | reïncarneren |