Interglot - "inkomen" translated from Dutch to English

Summary

Dutch to English: more detail...

inkomen:
- salary; wage; income; pay; fruits of labour; wages
Wiktionary:
- inkomen → income, perquisite, revenue
- inkomen → entrance, way in, income, enter, come into, penetrate, pierce, go in, product, item, commodity, ware

Dutch

Detailed Translations for inkomen from Dutch to English

het inkomen (salaris; loon; inkomen uit onderneming)
the salary; the wage; the income; the pay
- salary [the ~] nomen
- wage [the ~] nomen
- income [the ~] nomen
- pay [the ~] nomen
het inkomen (salaris; loon; bezoldiging; gage)
the salary; the wage; the pay
- salary [the ~] nomen
- wage [the ~] nomen
- pay [the ~] nomen
het inkomen (arbeidsinkomen; salaris; loon)
the salary; the income; the fruits of labour; the wages
- salary [the ~] nomen
- income [the ~] nomen
- fruits of labour [the ~] nomen
- wages [the ~] nomen
het inkomen
the income
- income [the ~] nomen

Noun	Related Translations	Other Translations
fruits of labour	arbeidsinkomen; inkomen; loon; salaris
income	arbeidsinkomen; inkomen; inkomen uit onderneming; loon; salaris	arbeidsloon; bezoldiging; gage; honorarium; inkomsten; kostenvergoeding; loon; ontvangsten; salaris; soldij; traktement; verdienste; verdiensten; vergoeding; wedde
pay	bezoldiging; gage; inkomen; inkomen uit onderneming; loon; salaris	arbeidsloon; bezoldiging; gage; honorarium; loon; loonzakje; salaris; salariëring; soldij; traktement; verdienste; wedde
salary	arbeidsinkomen; bezoldiging; gage; inkomen; inkomen uit onderneming; loon; salaris	arbeidsloon; bezoldiging; gage; honorarium; inkomsten; kostenvergoeding; loon; ontvangsten; salaris; salariëring; soldij; traktement; verdienste; verdiensten; vergoeding; wedde
wage	bezoldiging; gage; inkomen; inkomen uit onderneming; loon; salaris	arbeidsloon; bezoldiging; gage; honorarium; loon; salaris; soldij; traktement; verdienste; wedde
wages	arbeidsinkomen; inkomen; loon; salaris	arbeidslonen; arbeidsloon; bezoldiging; gage; honorarium; loon; salaris; soldij; traktement; verdienste; wedde
Verb	Related Translations	Other Translations
pay		afrekenen; bekostigen; belonen; besteden; betalen; bezoldigen; bijleggen; dokken; honoreren; lonen; meebetalen; salariëren; spenderen; uitbetalen; uitgeven; vereffenen; verrekenen; voldoen

inkomen

noun

inkomen

noun

Money one earns by working or by capitalising on the work of others
- income → inkomen
benefit beyond salary
- perquisite → extralegaal; voordeel; supplementair; inkomen
total income from a given source
- revenue → inkomen; inkomsten

Cross Translation:

From	To	Via
• inkomen	→ entrance; way in	↔ Eingang — Öffnung zum Betreten eines begrenzten Bereiches, z. B. eines Gebäudes
• inkomen	→ income	↔ Einkommen — das Geld, das jemand in einem bestimmten Zeitraum bekommt, meist als Lohn, Gehalt oder als Gewinn aus Geschäften; Einkünfte
• inkomen	→ enter; come into; penetrate; pierce; go in	↔ entrer — aller de dehors vers dedans.
• inkomen	→ product; item; commodity; ware	↔ produit — résultat créatif de l’activité humaine.