Dutch
Detailed Translations for inkopen doen from Dutch to English
inkopen doen:
-
inkopen doen (winkelen; boodschappen doen; inkopen; inslaan)
Conjugations for inkopen doen:
o.t.t.
- doe inkopen
- doet inkopen
- doet inkopen
- doen inkopen
- doen inkopen
- doen inkopen
o.v.t.
- deed inkopen
- deed inkopen
- deed inkopen
- deden inkopen
- deden inkopen
- deden inkopen
v.t.t.
- heb inkopen gedaan
- hebt inkopen gedaan
- heeft inkopen gedaan
- hebben inkopen gedaan
- hebben inkopen gedaan
- hebben inkopen gedaan
v.v.t.
- had inkopen gedaan
- had inkopen gedaan
- had inkopen gedaan
- hadden inkopen gedaan
- hadden inkopen gedaan
- hadden inkopen gedaan
o.t.t.t.
- zal inkopen doen
- zult inkopen doen
- zal inkopen doen
- zullen inkopen doen
- zullen inkopen doen
- zullen inkopen doen
o.v.t.t.
- zou inkopen doen
- zou inkopen doen
- zou inkopen doen
- zouden inkopen doen
- zouden inkopen doen
- zouden inkopen doen
diversen
- doe inkopen!
- doet inkopen!
- inkopen gedaan
- inkopen doend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for inkopen doen:
Wiktionary Translations for inkopen doen:
inkopen doen
verb
-
to visit shops
External Machine Translations: