Dutch
Detailed Translations for jast from Dutch to English
ja:
Translation Matrix for ja:
Noun | Related Translations | Other Translations |
yes | jawoord | |
Adverb | Related Translations | Other Translations |
indeed | 'tuurlijk; allicht; beslist; bijgevolg; daadwerkelijk; dus; echt; effectief; feitelijk; geheid; gewis; heus; jawel; jazeker; logisch; metterdaad; natuurlijk; ongetwijfeld; onontkomelijk; reëel; stellig; tja; trouwens; uiteraard; vanzelfsprekend; vast; vast en zeker; voorwaar; voorzeker; waar; waarachtig; waarlijk; warempel; wel; wel degelijk; weliswaar; welzeker; werkelijk; zeker; zonder twijfel; à propos | |
Other | Related Translations | Other Translations |
indeed | inderdaad; ja | |
yes | inderdaad; ja | ja hoor; natuurlijk! |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
sure | ja | absoluut; beslist; echt; effectief; geheid; gewis; heus; metterdaad; ongetwijfeld; onvoorwaardelijk; onweerlegbaar; pertinent; reëel; ronduit; stellig; ten enenmale; vast en zeker; vaststaand; volstrekt; voorzeker; waar; waarachtig; waarlijk; warempel; welzeker; werkelijk; zeker |
yes | ja |
Related Words for "ja":
Antonyms for "ja":
Related Definitions for "ja":
jassen:
-
jassen (schillen; pellen)
-
jassen (aardappels schillen)
Conjugations for jassen:
o.t.t.
- jas
- jast
- jast
- jassen
- jassen
- jassen
o.v.t.
- jaste
- jaste
- jaste
- jasten
- jasten
- jasten
v.t.t.
- heb gejast
- hebt gejast
- heeft gejast
- hebben gejast
- hebben gejast
- hebben gejast
v.v.t.
- had gejast
- had gejast
- had gejast
- hadden gejast
- hadden gejast
- hadden gejast
o.t.t.t.
- zal jassen
- zult jassen
- zal jassen
- zullen jassen
- zullen jassen
- zullen jassen
o.v.t.t.
- zou jassen
- zou jassen
- zou jassen
- zouden jassen
- zouden jassen
- zouden jassen
en verder
- is gejast
diversen
- jas!
- jast!
- gejast
- jassend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
de jassen
Translation Matrix for jassen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
coats | jassen | jasjes |
overcoats | jassen | mantels; overjassen |
peel | peul; schil; vel | |
rind | bast; korstje; peul; schil; schors; vel | |
skin | hachje; huid; peul; schil; vel; weergave | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
peel | jassen; pellen; schillen | afbladderen; doppen; pellen; vervellen |
peel potatoes | aardappels schillen; jassen | |
rind | jassen; pellen; schillen | |
skin | jassen; pellen; schillen | afhalen; afschaven; afstropen; ontvellen; stropen; uitbenen; vervellen; villen; weergave toepassen |