Dutch
Detailed Translations for klappertanden from Dutch to English
klappertanden:
Conjugations for klappertanden:
o.t.t.
- klappertand
- klappertandt
- klappertandt
- klappertanden
- klappertanden
- klappertanden
o.v.t.
- klappertandde
- klappertandde
- klappertandde
- klappertandden
- klappertandden
- klappertandden
v.t.t.
- heb geklappertand
- hebt geklappertand
- heeft geklappertand
- hebben geklappertand
- hebben geklappertand
- hebben geklappertand
v.v.t.
- had geklappertand
- had geklappertand
- had geklappertand
- hadden geklappertand
- hadden geklappertand
- hadden geklappertand
o.t.t.t.
- zal klappertanden
- zult klappertanden
- zal klappertanden
- zullen klappertanden
- zullen klappertanden
- zullen klappertanden
o.v.t.t.
- zou klappertanden
- zou klappertanden
- zou klappertanden
- zouden klappertanden
- zouden klappertanden
- zouden klappertanden
diversen
- klappertand!
- klappertandt!
- geklappertand
- klappertandend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for klappertanden:
Noun | Related Translations | Other Translations |
shiver | bibberen; huivering; rillen; rilling; siddering | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
shiver | bibberen; klappertanden; kleumen; koulijden | beven; bibberen; door afgrijzen bevangen worden; griezelen; gruwen; huiveren; ijzen; rillen; schudden; trillen; verstijven; vibreren |