Noun | Related Translations | Other Translations |
gimmick
|
foefje; kneep; kneepje; kunstje; maniertje; truc
|
gimmick
|
handiness
|
handigheid; kneep; kunst; toer; truc
|
|
knack
|
foefje; kneep; kneepje; kunstje; maniertje; truc
|
aanvoelen; behendigheid; bekwaamheid; feeling; gevoel; handigheid; kunst; kunstgreep; kunstje; truc; vaardigheid
|
pinch
|
kneep; knijpen
|
afsnoepen; knijpbeweging
|
sleight of hand
|
foefje; kneep; kneepje; kunstje; maniertje; truc
|
|
trick
|
foefje; kneep; kneepje; kunstje; maniertje; truc
|
behendigheid; handigheid; kunst; kunstgreep; kunstje; list; loer; manoeuvre; poets; slimheid; sluwe streek; streek; tochtje; toertje; trip; truc; trucage; uitje; uitstapje
|
Verb | Related Translations | Other Translations |
pinch
|
|
achterhouden; achteroverdrukken; afnemen; afpakken; aftroggelen; benemen; bietsen; drukken; gappen; grissen; inpikken; jatten; kapen; knellen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; strak zitten; toeëigenen; vastknijpen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegfutselen; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken
|
trick
|
|
afzetten; bedonderen; bezwendelen; foppen; in de maling nemen; te pakken nemen; verneuken; voor de gek houden
|