Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. koesteren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for koesteren from Dutch to English

koesteren:

koesteren verb (koester, koestert, koesterde, koesterden, gekoesterd)

  1. koesteren
    to cherish; to coddle; to nourish; to nurse
    • cherish verb (cherishes, cherished, cherishing)
    • coddle verb (coddles, coddled, coddling)
    • nourish verb (nourishes, nourished, nourishing)
    • nurse verb (nurses, nursed, nursing)

Conjugations for koesteren:

o.t.t.
  1. koester
  2. koestert
  3. koestert
  4. koesteren
  5. koesteren
  6. koesteren
o.v.t.
  1. koesterde
  2. koesterde
  3. koesterde
  4. koesterden
  5. koesterden
  6. koesterden
v.t.t.
  1. heb gekoesterd
  2. hebt gekoesterd
  3. heeft gekoesterd
  4. hebben gekoesterd
  5. hebben gekoesterd
  6. hebben gekoesterd
v.v.t.
  1. had gekoesterd
  2. had gekoesterd
  3. had gekoesterd
  4. hadden gekoesterd
  5. hadden gekoesterd
  6. hadden gekoesterd
o.t.t.t.
  1. zal koesteren
  2. zult koesteren
  3. zal koesteren
  4. zullen koesteren
  5. zullen koesteren
  6. zullen koesteren
o.v.t.t.
  1. zou koesteren
  2. zou koesteren
  3. zou koesteren
  4. zouden koesteren
  5. zouden koesteren
  6. zouden koesteren
en verder
  1. ben gekoesterd
  2. bent gekoesterd
  3. is gekoesterd
  4. zijn gekoesterd
  5. zijn gekoesterd
  6. zijn gekoesterd
diversen
  1. koester!
  2. koestert!
  3. gekoesterd
  4. koesterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

koesteren [znw.] nomen

  1. koesteren (koestering)
    the cherishing; the nourishing

Translation Matrix for koesteren:

NounRelated TranslationsOther Translations
cherishing koesteren; koestering
nourishing koesteren; koestering voedingswaarde hebben; voedzaamheid; voeren
nurse babyoppas; babysitter; baker; dierverzorger; kinderoppas; min; oppas; verpleegkundige; verpleegster; verzorger; ziekenverpleegster; ziekenverpleger; zoogmoeder; zuster
VerbRelated TranslationsOther Translations
cherish koesteren bewonderen
coddle koesteren
nourish koesteren spijzen; voeden; voedsel geven
nurse koesteren een baby zogen; geneesmiddel toedienen; geven; ingeven; toedienen; verplegen; verstrekken; verzorgen; zogen; zorgen voor; zorgen voor iets
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
nourishing voedend; voedzaam

Wiktionary Translations for koesteren:

koesteren
verb
  1. iets geliefds nauw aan het hart houden
koesteren
verb
  1. to treat as a mother would be expected to
  2. to satisfy the wishes or whims of
  3. to hold dear, foster, promote
  4. to nurture with care

Cross Translation:
FromToVia
koesteren coddle; pamper; pet; indulge; cherish choyersoigner quelqu’un avec tendresse, avec affection.
koesteren conceive concevoir — En parlant des passions, des sentiments, des mouvements de l’âme.
koesteren incubate; brood couver — Traductions à trier suivant le sens
koesteren dote; coddle; pamper dorloter — soigner délicatement

Related Translations for koesteren