Dutch
Detailed Translations for kokend from Dutch to English
kokend:
-
kokend (ziedend)
Translation Matrix for kokend:
Noun | Related Translations | Other Translations |
savage | wilde | |
seething | koken; zieden | |
wild | wild; wildernis; woestenij | |
Adjective | Related Translations | Other Translations |
fierce | kokend; ziedend | bitter teleurgesteld; boos; dol; erg; fel; felle; furieus; gepassioneerd; hartstochtelijk; heetbloedig; heftig; hels; hevig; intens; intensief; krachtig; kwaad; laaiend; nijdig; onbeheerst; onstuimig; razend; stormachtig; temperamentvol; tierend; verbitterd; verwoed; vurig; warmbloedig; woedend; woest |
savage | kokend; ziedend | |
seething | kokend; ziedend | boos; furieus; kwaad; nijdig; razend; spinnijdig; toornig; vertoornd; woest; ziedend |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
wild | kokend; ziedend | bandeloos; blindelings; dolletjes; enig; in het wilde weg; lukraak; ongetemd; ruig; ruw; verwilderd; wild; woest |
kokend form of koken:
-
koken (de maaltijd bereiden)
the preparing diner -
koken (boven 100 graden zijn)
-
koken (kokerij)
-
koken (zieden)
-
koken (eten bereiden; kokkerellen)
Conjugations for koken:
o.t.t.
- kook
- kookt
- kookt
- koken
- koken
- koken
o.v.t.
- kookte
- kookte
- kookte
- kookten
- kookten
- kookten
v.t.t.
- heb gekookt
- hebt gekookt
- heeft gekookt
- hebben gekookt
- hebben gekookt
- hebben gekookt
v.v.t.
- had gekookt
- had gekookt
- had gekookt
- hadden gekookt
- hadden gekookt
- hadden gekookt
o.t.t.t.
- zal koken
- zult koken
- zal koken
- zullen koken
- zullen koken
- zullen koken
o.v.t.t.
- zou koken
- zou koken
- zou koken
- zouden koken
- zouden koken
- zouden koken
en verder
- is gekookt
diversen
- kook!
- kookt!
- gekookt
- kokend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for koken:
Noun | Related Translations | Other Translations |
boiling | boven 100 graden zijn; koken | kooksel |
cook | keukenmeester; keukenmeid; keukenprinses; kok; kokkie; kookster; meid | |
cooking | boven 100 graden zijn; koken; kokerij | kokerij; kooksel |
preparing diner | de maaltijd bereiden; koken | |
seething | koken; zieden | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
cook | eten bereiden; koken; kokkerellen | bereiden; brouwen; gaar koken; iets toebereiden; klaarmaken; koken van woede; prepareren; zieden |
do the cooking | eten bereiden; koken; kokkerellen | |
prepare a meal | eten bereiden; koken; kokkerellen | |
Adjective | Related Translations | Other Translations |
seething | boos; furieus; kokend; kwaad; nijdig; razend; spinnijdig; toornig; vertoornd; woest; ziedend |
Related Words for "koken":
Related Definitions for "koken":
Wiktionary Translations for koken:
koken
Cross Translation:
verb
koken
verb
-
cook
-
prepare food
-
become ready for eating
-
prepare (food) for eating
-
begin to turn into a gas
-
cook in boiling water
-
heat (a liquid) until it begins to turn into a gas
-
to boil vigorously
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• koken | → cook; make | ↔ kochen — Lebensmittel unter Einwirkung von Hitze zu einer Mahlzeit zubereiten |
• koken | → boil | ↔ bouillir — Être dans l’état d’ébullition. Se dit proprement des liquides, lorsque la chaleur ou la fermentation y produit un mouvement et qu’il se forme des bulles à la surface. |
• koken | → cook | ↔ cuire — préparer les aliments par le moyen du feu, de la chaleur, pour les rendre propres à être manger. devenir propre à être mangé ou propre à tel ou tel usage par le moyen du feu, de la chaleur. |
• koken | → cook | ↔ cuisiner — Préparer à manger |