Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. kokker:


Dutch

Detailed Translations for kokker from Dutch to English

kokker:

kokker [de ~ (m)] nomen

  1. de kokker (joekel; gevaarte; kanjer; )
    the whopper; the colossus
    the monster
    – someone or something that is abnormally large and powerful 1

Translation Matrix for kokker:

NounRelated TranslationsOther Translations
colossus gevaarte; joekel; kanjer; knaap; knoert; kokker; kokkerd; loei bakbeest; gevaarte; gigant; joekel; kolos; reus; titaan
monster gevaarte; joekel; kanjer; knaap; knoert; kokker; kokkerd; loei bakbeest; gedrocht; gevaarte; kolos; misbaksel; monster; mormel; ondier; wangedrocht; wanschepsel
whopper gevaarte; joekel; kanjer; knaap; knoert; kokker; kokkerd; loei bonk; bonkend geluid; groot exemplaar; hengst; joekel; klap; knoert; lel; mep; muilpeer; opdonder; opduvel; oplawaai; peut; stoot

Related Words for "kokker":

  • kokkeren, kokkers