Summary
Dutch
Detailed Translations for kuis from Dutch to English
kuis:
-
de kuis (reiniging; schoonmaak; reinigen; schoonmaken; zuivering; kuising)
Translation Matrix for kuis:
Related Words for "kuis":
kuisen:
-
kuisen (in zedelijk opzicht zuiveren; reinigen; klaren; louteren)
Conjugations for kuisen:
o.t.t.
- kuis
- kuist
- kuist
- kuisen
- kuisen
- kuisen
o.v.t.
- kuiste
- kuiste
- kuiste
- kuisten
- kuisten
- kuisten
v.t.t.
- heb gekuist
- hebt gekuist
- heeft gekuist
- hebben gekuist
- hebben gekuist
- hebben gekuist
v.v.t.
- had gekuist
- had gekuist
- had gekuist
- hadden gekuist
- hadden gekuist
- hadden gekuist
o.t.t.t.
- zal kuisen
- zult kuisen
- zal kuisen
- zullen kuisen
- zullen kuisen
- zullen kuisen
o.v.t.t.
- zou kuisen
- zou kuisen
- zou kuisen
- zouden kuisen
- zouden kuisen
- zouden kuisen
en verder
- ben gekuist
- bent gekuist
- is gekuist
- zijn gekuist
- zijn gekuist
- zijn gekuist
diversen
- kuis!
- kuist!
- gekuist
- kuisend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for kuisen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
chasten | in zedelijk opzicht zuiveren; klaren; kuisen; louteren; reinigen | afstraffen; straffen |
ennoble | in zedelijk opzicht zuiveren; klaren; kuisen; louteren; reinigen | veredelen; verfijnen |
purify | in zedelijk opzicht zuiveren; klaren; kuisen; louteren; reinigen | uitwassen; wassen |
refine | in zedelijk opzicht zuiveren; klaren; kuisen; louteren; reinigen | bijschaven; perfectioneren; raffineren; veredelen; verfijnen |