Summary
Dutch to English: more detail...
-
last:
- burden; weight; strain; pains; freight; cargo; load; shipment; loading; haul; inconvenience; nuisance; difficulty; hindrance; impediment
- lassen:
- Wiktionary:
Dutch
Detailed Translations for lasten from Dutch to English
last:
-
de last (gevoelslast)
-
de last (inspanning; soesa; moeite)
-
de last (belading; vracht; lading)
-
de last (overlast; soesa; moeite; hinder)
the inconvenience; the nuisance; the difficulty; the hindrance; the impediment; the load; the weight
Translation Matrix for last:
Related Words for "last":
Synonyms for "last":
Related Definitions for "last":
Wiktionary Translations for last:
last
Cross Translation:
-
duty of a party in a legal proceeding
-
legal obligation
-
burden of proof
- onus → last; bewijslast
-
An old English and Dutch measure of the carrying capacity of a ship
-
oppressive thing or person; a burden
-
load or burden
-
duty of a party in a legal proceeding
-
heavy load
-
bovver
-
heavy burden
-
-
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• last | → complaint; trouble; tribulation; hardship; suffering | ↔ Beschwernis — gehoben: die mit einer Angelegenheit verbundene Mühe oder Anstrengung |
• last | → weight; load; burden | ↔ Last — Transportwesen: etwas, was sich durch sein Gewicht nach unten drückt oder zieht; auch Ladung, Fracht; was man trägt |
• last | → pressure; burden | ↔ Last — psychischer Druck, beschwerlicher Umstand |
lasten form of lassen:
-
lassen (aaneenlassen)
Conjugations for lassen:
o.t.t.
- las
- last
- last
- lassen
- lassen
- lassen
o.v.t.
- laste
- laste
- laste
- lasten
- lasten
- lasten
v.t.t.
- heb gelast
- hebt gelast
- heeft gelast
- hebben gelast
- hebben gelast
- hebben gelast
v.v.t.
- had gelast
- had gelast
- had gelast
- hadden gelast
- hadden gelast
- hadden gelast
o.t.t.t.
- zal lassen
- zult lassen
- zal lassen
- zullen lassen
- zullen lassen
- zullen lassen
o.v.t.t.
- zou lassen
- zou lassen
- zou lassen
- zouden lassen
- zouden lassen
- zouden lassen
en verder
- is gelast
diversen
- las!
- last!
- gelast
- lassend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for lassen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
join | aanvoegen; join | |
joints | lasnaden; lassen; welnaden | |
weld | smeden | |
weldings | lasnaden; lassen; welnaden | |
welds | lasnaden; lassen; welnaden | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
join | aaneenlassen; lassen | aaneenschakelen; aansluiten; bij elkaar brengen; bijdoen; bijeen komen; bijeenbrengen; bijsluiten; bijvoegen; binden; bundelen; combineren; concentreren; deelnemen; een combinatie maken; erbij komen; erbij voegen; in de val laten lopen; knevelen; knopen; koppelen; meedoen; participeren; samenbrengen; samenkomen; samenvoegen; strikken; toevoegen; vastbinden; vastmaken; verbinden; voegen; zich voegen |
weld | aaneenlassen; lassen | |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
join | mede; mee |