Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. leefbaarheid:
  2. leefbaar:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for leefbaarheid from Dutch to English

leefbaarheid:

leefbaarheid [de ~ (v)] nomen

  1. de leefbaarheid (kwaliteit van leven)
    the livability; the quality of live

Translation Matrix for leefbaarheid:

NounRelated TranslationsOther Translations
livability kwaliteit van leven; leefbaarheid
quality of live kwaliteit van leven; leefbaarheid

Related Words for "leefbaarheid":


leefbaar:

leefbaar adj

  1. leefbaar

Translation Matrix for leefbaar:

AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
bearable leefbaar draaglijk; duldbaar; gedoogbaar; te verdragen; toelaatbaar; tolereerbaar; verdraaglijk
endurable leefbaar draaglijk; duldbaar; gedoogbaar; te verdragen; toelaatbaar; tolereerbaar; uithoudbaar; verdraaglijk
livable leefbaar bewoonbaar

Related Words for "leefbaar":


Wiktionary Translations for leefbaar:

leefbaar
adjective
  1. suitable for living in

External Machine Translations: