Summary
Dutch
Detailed Translations for louteren from Dutch to English
louteren:
-
louteren (in zedelijk opzicht zuiveren; reinigen; kuisen; klaren)
Conjugations for louteren:
o.t.t.
- louter
- loutert
- loutert
- louteren
- louteren
- louteren
o.v.t.
- louterde
- louterde
- louterde
- louterden
- louterden
- louterden
v.t.t.
- ben gelouterd
- bent gelouterd
- is gelouterd
- zijn gelouterd
- zijn gelouterd
- zijn gelouterd
v.v.t.
- was gelouterd
- was gelouterd
- was gelouterd
- waren gelouterd
- waren gelouterd
- waren gelouterd
o.t.t.t.
- zal louteren
- zult louteren
- zal louteren
- zullen louteren
- zullen louteren
- zullen louteren
o.v.t.t.
- zou louteren
- zou louteren
- zou louteren
- zouden louteren
- zouden louteren
- zouden louteren
en verder
- heb gelouterd
- hebt gelouterd
- heeft gelouterd
- hebben gelouterd
- hebben gelouterd
- hebben gelouterd
diversen
- louter!
- loutert!
- gelouterd
- louterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for louteren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
chasten | in zedelijk opzicht zuiveren; klaren; kuisen; louteren; reinigen | afstraffen; straffen |
ennoble | in zedelijk opzicht zuiveren; klaren; kuisen; louteren; reinigen | veredelen; verfijnen |
purify | in zedelijk opzicht zuiveren; klaren; kuisen; louteren; reinigen | uitwassen; wassen |
refine | in zedelijk opzicht zuiveren; klaren; kuisen; louteren; reinigen | bijschaven; perfectioneren; raffineren; veredelen; verfijnen |