Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. mallepraat:


Dutch

Detailed Translations for mallepraat from Dutch to English

mallepraat:

mallepraat [de ~ (m)] nomen

  1. de mallepraat (wartaal; gekkenpraat; gebazel)
    the gibberish; the nonsense

Translation Matrix for mallepraat:

NounRelated TranslationsOther Translations
gibberish gebazel; gekkenpraat; mallepraat; wartaal brabbeltaal; gebazel; gebrabbel; geklets; geleuter; gelul; gewauwel; gezwam; gezwets; humbug; koeterwaals; kul; larie; leuterpraat; nonsens; onzin; zotteklap
nonsense gebazel; gekkenpraat; mallepraat; wartaal apekool; flauwekul; gebeuzel; gein; geleuter; gezwam; gezwets; humbug; jolijt; keet; klets; kletskoek; kletspraat; kolder; kolderverhaal; kul; larie; leut; lol; malheid; nonsens; onzin; plezier; pret; quatsch; rimram; waanzin; zotteklap
ModifierRelated TranslationsOther Translations
gibberish koeterwaals