Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. mankracht:


Dutch

Detailed Translations for mankracht from Dutch to English

mankracht:

mankracht [de ~] nomen

  1. de mankracht
    the manpower; the force
  2. de mankracht (arbeidskrachten)
    the manpower

Translation Matrix for mankracht:

NounRelated TranslationsOther Translations
force mankracht aandrijfkracht; aandrijving; drijfkracht; forceren; geweld; heir; kracht; krijgsmacht; leger; legermacht; macht; motor; opdringen; strijdmacht; stuwkracht; troepenmacht; vermogen
manpower arbeidskrachten; mankracht arbeider; arbeidskracht; bediening; besturing; employees; klerk; medewerker; personeelslid; werkkracht; werknemer; werknemers
VerbRelated TranslationsOther Translations
force bevelen; commanderen; decreteren; doordrijven; dwingen; dwingen te doen; forceren; gebieden; gelasten; noodzaken tot; opdragen; opdringen; verordenen; verordonneren

Related Words for "mankracht":

  • mankrachten