Dutch
Detailed Translations for marineert from Dutch to English
marineren:
-
marineren (toebereiden)
Conjugations for marineren:
o.t.t.
- marineer
- marineert
- marineert
- marineren
- marineren
- marineren
o.v.t.
- marineerde
- marineerde
- marineerde
- marineerden
- marineerden
- marineerden
v.t.t.
- heb gemarineerd
- hebt gemarineerd
- heeft gemarineerd
- hebben gemarineerd
- hebben gemarineerd
- hebben gemarineerd
v.v.t.
- had gemarineerd
- had gemarineerd
- had gemarineerd
- hadden gemarineerd
- hadden gemarineerd
- hadden gemarineerd
o.t.t.t.
- zal marineren
- zult marineren
- zal marineren
- zullen marineren
- zullen marineren
- zullen marineren
o.v.t.t.
- zou marineren
- zou marineren
- zou marineren
- zouden marineren
- zouden marineren
- zouden marineren
en verder
- ben gemarineerd
- bent gemarineerd
- is gemarineerd
- zijn gemarineerd
- zijn gemarineerd
- zijn gemarineerd
diversen
- marineer!
- marineert!
- gemarineerd
- marinerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
marineren
Translation Matrix for marineren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
marinading | marineren | |
marinating | marineren | |
pickle | augurk; zure bom | |
season | jaargetijde; seizoen | |
spice | kruid; kruiderij; smaakmaker; specerij | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
marinade | marineren; toebereiden | |
pickle | marineren; toebereiden | conserveren; inleggen; inmaken; inpekelen; inzouten; opzouten; pekelen; zouten |
season | marineren; toebereiden | kruiden; kruiden toevoegen |
spice | marineren; toebereiden | kruiden; kruiden toevoegen |
Wiktionary Translations for marineren:
External Machine Translations: