Summary
Dutch to English: more detail...
- meedelen:
-
Wiktionary:
- meedelen → inform, share, communicate
- meedelen → communicate, report, impart, put across, get across
Dutch
Detailed Translations for meedeel from Dutch to English
meedeel form of meedelen:
-
meedelen (rapporteren; melden; berichten; informeren; verslag uitbrengen)
Conjugations for meedelen:
o.t.t.
- deel mee
- deelt mee
- deelt mee
- delen mee
- delen mee
- delen mee
o.v.t.
- deelde mee
- deelde mee
- deelde mee
- deelden mee
- deelden mee
- deelden mee
v.t.t.
- heb meegedeeld
- hebt meegedeeld
- heeft meegedeeld
- hebben meegedeeld
- hebben meegedeeld
- hebben meegedeeld
v.v.t.
- had meegedeeld
- had meegedeeld
- had meegedeeld
- hadden meegedeeld
- hadden meegedeeld
- hadden meegedeeld
o.t.t.t.
- zal meedelen
- zult meedelen
- zal meedelen
- zullen meedelen
- zullen meedelen
- zullen meedelen
o.v.t.t.
- zou meedelen
- zou meedelen
- zou meedelen
- zouden meedelen
- zouden meedelen
- zouden meedelen
en verder
- is meegedeeld
diversen
- deel mee!
- deelt mee!
- meegedeeld
- meedelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for meedelen:
Synonyms for "meedelen":
Related Definitions for "meedelen":
Wiktionary Translations for meedelen:
meedelen
meedelen
Cross Translation:
verb
-
to impart information or knowledge of; to make known, to tell
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• meedelen | → communicate; report; impart; put across; get across | ↔ communiquer — rendre commun à ; faire part de ; transmettre. |