Dutch
Detailed Translations for meurt from Dutch to English
meuren:
-
meuren (maffen; slapen; pitten)
-
meuren (stinken; ruiken; een luchtje hebben; rieken; walmen; geuren)
to smell; to stink; to have something fishy about it-
have something fishy about it verb (has something fishy about it, had something fishy about it, having something fishy about it)
Conjugations for meuren:
o.t.t.
- meur
- meurt
- meurt
- meuren
- meuren
- meuren
o.v.t.
- meurde
- meurde
- meurde
- meurden
- meurden
- meurden
v.t.t.
- heb gemeurd
- hebt gemeurd
- heeft gemeurd
- hebben gemeurd
- hebben gemeurd
- hebben gemeurd
v.v.t.
- had gemeurd
- had gemeurd
- had gemeurd
- hadden gemeurd
- hadden gemeurd
- hadden gemeurd
o.t.t.t.
- zal meuren
- zult meuren
- zal meuren
- zullen meuren
- zullen meuren
- zullen meuren
o.v.t.t.
- zou meuren
- zou meuren
- zou meuren
- zouden meuren
- zouden meuren
- zouden meuren
diversen
- meur!
- meurt!
- gemeurd
- meurend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for meuren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
sleep | slaap; slaapstand; winterslaap | |
smell | aroma; bouquet; geur; geurtje; lucht; luchtje; reuk | |
stink | kwade reuk; stank | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
be asleep | maffen; meuren; pitten; slapen | |
have something fishy about it | een luchtje hebben; geuren; meuren; rieken; ruiken; stinken; walmen | |
sleep | maffen; meuren; pitten; slapen | |
smell | een luchtje hebben; geuren; meuren; rieken; ruiken; stinken; walmen | een geur verspreiden; geuren; rieken; ruiken; snuffelen |
snooze | maffen; meuren; pitten; slapen | doezelen; dommelen; dutten; sluimeren; soezen; uitstellen; verborgen aanwezig zijn |
stink | een luchtje hebben; geuren; meuren; rieken; ruiken; stinken; walmen |