Summary
Dutch
Detailed Translations for mik from Dutch to English
mik:
Translation Matrix for mik:
Noun | Related Translations | Other Translations |
loaf | mik | brood; kwalificatie; ui |
Verb | Related Translations | Other Translations |
loaf | leeglopen; vrijlopen |
Related Words for "mik":
mikken:
-
mikken (in een bep. richting plaatsen; richten)
-
mikken (gericht werpen)
Conjugations for mikken:
o.t.t.
- mik
- mikt
- mikt
- mikken
- mikken
- mikken
o.v.t.
- mikte
- mikte
- mikte
- mikten
- mikten
- mikten
v.t.t.
- heb gemikt
- hebt gemikt
- heeft gemikt
- hebben gemikt
- hebben gemikt
- hebben gemikt
v.v.t.
- had gemikt
- had gemikt
- had gemikt
- hadden gemikt
- hadden gemikt
- hadden gemikt
o.t.t.t.
- zal mikken
- zult mikken
- zal mikken
- zullen mikken
- zullen mikken
- zullen mikken
o.v.t.t.
- zou mikken
- zou mikken
- zou mikken
- zouden mikken
- zouden mikken
- zouden mikken
diversen
- mik!
- mikt!
- gemikt
- mikkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for mikken:
Noun | Related Translations | Other Translations |
aim | doel; doelwit; intentie; mikpunt; moedwil; voornemen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
aim | in een bep. richting plaatsen; mikken; richten | |
aim at | gericht werpen; mikken | aansturen op; bedoelen; beogen; doel beogen; doelen; ergens iets mee willen zeggen; ijveren; mikken op; streven; streven naar; ten doel hebben; viseren |