Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. motor:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for motor from Dutch to English

motor:

motor [de ~ (m)] nomen

  1. de motor (aandrijving)
    the motor; the drive; the propulsion; the propelling-force; the force
  2. de motor (krachtwerktuig)
    the motor
  3. de motor
    – machine die loopt op brandstof 1
    the motor
    – machine that converts other forms of energy into mechanical energy and so imparts motion 2
  4. de motor
    – machine die loopt op brandstof 1
    the engine
    – motor that converts thermal energy to mechanical work 2
  5. de motor
    the bike; the motorcycle
    – a motor vehicle with two wheels and a strong frame 2

Translation Matrix for motor:

NounRelated TranslationsOther Translations
bike motor fiets; motorfiets; rijwiel; tweewieler
drive aandrijving; motor aandrift; autorijden; daadkracht; dagreis; diskettestation; drift; drijfjacht; dynamiek; energie; esprit; excursie; fut; gang; heenrit; impuls; inrit; instinct; klopjacht; kracht; momentum; oprijlaan; oprit; prikkel; puf; reis; rijden; rijtochtje; rijtoer; rit; schijfstation; station; stimulans; stuwkracht; tocht; tochtje; toer; toertje; tournee; trip; uitje; uitstapje; voortstuwing; werklust
engine motor engine; locomotief; lokomotief; machine; programma
force aandrijving; motor aandrijfkracht; drijfkracht; forceren; geweld; heir; kracht; krijgsmacht; leger; legermacht; macht; mankracht; opdringen; strijdmacht; stuwkracht; troepenmacht; vermogen
motor aandrijving; krachtwerktuig; motor
motorcycle motor motorfiets
propelling-force aandrijving; motor aandrijving; stuwkracht; voortstuwing
propulsion aandrijving; motor aandrijfkracht; aandrijving; drijfkracht; stuwkracht; voortstuwing
VerbRelated TranslationsOther Translations
bike fietsen
drive aan het stuur zitten; aandrijven; aansporen; aanzetten; berijden; een paard mennen; heien; karren; mennen; opkrikken; opwekken; opzwepen; prikkelen; rijden; sterk prikkelen; stimuleren; sturen; zenden
force bevelen; commanderen; decreteren; doordrijven; dwingen; dwingen te doen; forceren; gebieden; gelasten; noodzaken tot; opdragen; opdringen; verordenen; verordonneren

Related Words for "motor":


Related Definitions for "motor":

  1. machine die loopt op brandstof1
    • wat voor motor zit er in dit apparaat?1
  2. vervoermiddel op twee wielen en machine die hem voortbeweegt1
    • we gaan op de motor naar Italië1

Wiktionary Translations for motor:

motor
noun
  1. krachtbron
  2. voertuig
motor
noun
  1. engine
  2. driving impulse
  3. mechanical device

Cross Translation:
FromToVia
motor engine; motor moteur — anatomie|fr muscles qui font se mouvoir un membre.
motor motorcycle; motorbike motovéhicule motorisé à deux roues de puissance suffisante pour rouler sur les routes au même titre que les automobiles.

External Machine Translations: