Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. noodlijdendheid:


Dutch

Detailed Translations for noodlijdendheid from Dutch to English

noodlijdendheid:

noodlijdendheid [znw.] nomen

  1. noodlijdendheid
    the insolvency; the destitution

Translation Matrix for noodlijdendheid:

NounRelated TranslationsOther Translations
destitution noodlijdendheid armoede; behoeftigheid; ellende; gebrek; hulpbehoevendheid; malheur; moeilijkheden; nood; noodwendigheid; ongeluk; onheil; onspoed; pech; ramp; rampspoed; tegenslag; tegenspoed; terugslag
insolvency noodlijdendheid insolventie; onvermogen