Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. obligatie:
  2. Wiktionary:
    • obligatie → bond


Dutch

Detailed Translations for obligatie from Dutch to English

obligatie:

obligatie [de ~ (v)] nomen

  1. de obligatie (schuldbrief)
    the debenture; the obligation
  2. de obligatie
    the bond
    • bond [the ~] nomen

Translation Matrix for obligatie:

NounRelated TranslationsOther Translations
bond obligatie aansluiting; akkoord; band; bankpost; binding; bond; bondgenootschap; borg; borgtocht; cautie; connectie; federatie; garantie; gebondenheid; het gebonden zijn; liaison; liga; link; obligatielening; onderpand; pact; pand; relatie; samenhang; securiteit; unie; verband; verbinding; verbond; verdrag; waarborg; waarborging; waarborgsom; waardepapier
debenture obligatie; schuldbrief
obligation obligatie; schuldbrief belofte; gelofte; toezegging; verbintenis; verplichting

Related Words for "obligatie":

  • obligaties

Wiktionary Translations for obligatie:


Cross Translation:
FromToVia
obligatie bond AnleiheFinanzwirtschaft: verzinsliches Wertpapier; mit der begeben einer Anleihe borgen sich ein Unternehmen oder der Staat gegen Zahlung von Zinsen Geld von der Öffentlichkeit (statt es sich von Banken zu borgen)