Dutch
Detailed Translations for omhoogzitten from Dutch to English
omhoogzitten:
-
omhoogzitten
-
omhoogzitten
Conjugations for omhoogzitten:
o.t.t.
- zit omhoog
- zit omhoog
- zit omhoog
- zitten omhoog
- zitten omhoog
- zitten omhoog
o.v.t.
- zat omhoog
- zat omhoog
- zat omhoog
- zaten omhoog
- zaten omhoog
- zaten omhoog
v.t.t.
- heb omhooggezeten
- hebt omhooggezeten
- heeft omhooggezeten
- hebben omhooggezeten
- hebben omhooggezeten
- hebben omhooggezeten
v.v.t.
- had omhooggezeten
- had omhooggezeten
- had omhooggezeten
- hadden omhooggezeten
- hadden omhooggezeten
- hadden omhooggezeten
o.t.t.t.
- zal omhoogzitten
- zult omhoogzitten
- zal omhoogzitten
- zullen omhoogzitten
- zullen omhoogzitten
- zullen omhoogzitten
o.v.t.t.
- zou omhoogzitten
- zou omhoogzitten
- zou omhoogzitten
- zouden omhoogzitten
- zouden omhoogzitten
- zouden omhoogzitten
diversen
- zit omhoog!
- zit omhoog!
- omhooggezeten
- omhoogzittend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for omhoogzitten:
Noun | Related Translations | Other Translations |
stick | baton; hakhout; hockeystick; knoet; knuppel; loot; phylum; pook; schacht; slaghout; staaf; staf; stam; stang; stok; takje; twijg; versnellingshandel | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
be in want of | omhoogzitten | |
be jammed | omhoogzitten | klemzitten; vastzitten |
be stuck | omhoogzitten | klemzitten; vastzitten |
be tied up | omhoogzitten | |
stick | omhoogzitten | aan elkaar hangen; aan elkaar kleven; aaneenplakken; blijven hangen; blijven steken; graaien; grijpen; grissen; haperen; iets vastkleven; jatten; kleven; klitten; lijmen; op hetzelfde niveau blijven; pikken; plakken; samenplakken; snaaien; stagneren; stokken; vast blijven hangen; vastkleven; vastkoeken; vastlijmen; vastlopen; vastplakken; wegkapen |