Dutch
Detailed Translations for omlaagkomen from Dutch to English
omlaagkomen:
-
omlaagkomen (neerdalen; afdalen; landen; neerkomen; naar beneden komen; naar beneden dalen)
Conjugations for omlaagkomen:
o.t.t.
- kom omlaag
- komt omlaag
- komt omlaag
- komen omlaag
- komen omlaag
- komen omlaag
o.v.t.
- kwam omlaag
- kwam omlaag
- kwam omlaag
- kwamen omlaag
- kwamen omlaag
- kwamen omlaag
v.t.t.
- ben omlaaggekomen
- bent omlaaggekomen
- is omlaaggekomen
- zijn omlaaggekomen
- zijn omlaaggekomen
- zijn omlaaggekomen
v.v.t.
- was omlaaggekomen
- was omlaaggekomen
- was omlaaggekomen
- waren omlaaggekomen
- waren omlaaggekomen
- waren omlaaggekomen
o.t.t.t.
- zal omlaagkomen
- zult omlaagkomen
- zal omlaagkomen
- zullen omlaagkomen
- zullen omlaagkomen
- zullen omlaagkomen
o.v.t.t.
- zou omlaagkomen
- zou omlaagkomen
- zou omlaagkomen
- zouden omlaagkomen
- zouden omlaagkomen
- zouden omlaagkomen
diversen
- kom omlaag!
- komt omlaag!
- omlaaggekomen
- omlaagkomend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for omlaagkomen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
land | land; landmassa | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
come down | afdalen; landen; naar beneden dalen; naar beneden komen; neerdalen; neerkomen; omlaagkomen | aftakelen; landen; neerkomen; op de grond komen; terechtkomen; verzwakken; wegglijden |
descend | afdalen; landen; naar beneden dalen; naar beneden komen; neerdalen; neerkomen; omlaagkomen | dalen; naar beneden gaan; naar beneden lopen; neer laten zakken; omlaaggaan |
go down | afdalen; landen; naar beneden dalen; naar beneden komen; neerdalen; neerkomen; omlaagkomen | afnemen; dateren; inkrimpen; krimpen; minder worden; naar beneden gaan; naar beneden lopen; neergaan; omlaag gaan; omlaaggaan; ondergaan; slinken; teruggaan; teruggrijpen; verkleinen; verminderen |
land | afdalen; landen; naar beneden dalen; naar beneden komen; neerdalen; neerkomen; omlaagkomen | aflopen; eindigen; landen; neerkomen; op de grond komen; op zijn pootjes terechtkomen; raken; teneindelopen; terechtkomen; treffen |
External Machine Translations: