Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. omranden:


Dutch

Detailed Translations for omranden from Dutch to English

omranden:

omranden verb (omrand, omrandt, omrandde, omrandden, omrand)

  1. omranden (afzetten)
    to border; to edge
    • border verb (borders, bordered, bordering)
    • edge verb (edges, edged, edging)

Conjugations for omranden:

o.t.t.
  1. omrand
  2. omrandt
  3. omrandt
  4. omranden
  5. omranden
  6. omranden
o.v.t.
  1. omrandde
  2. omrandde
  3. omrandde
  4. omrandden
  5. omrandden
  6. omrandden
v.t.t.
  1. heb omrand
  2. hebt omrand
  3. heeft omrand
  4. hebben omrand
  5. hebben omrand
  6. hebben omrand
v.v.t.
  1. had omrand
  2. had omrand
  3. had omrand
  4. hadden omrand
  5. hadden omrand
  6. hadden omrand
o.t.t.t.
  1. zal omranden
  2. zult omranden
  3. zal omranden
  4. zullen omranden
  5. zullen omranden
  6. zullen omranden
o.v.t.t.
  1. zou omranden
  2. zou omranden
  3. zou omranden
  4. zouden omranden
  5. zouden omranden
  6. zouden omranden
en verder
  1. ben omrand
  2. bent omrand
  3. is omrand
  4. zijn omrand
  5. zijn omrand
  6. zijn omrand
diversen
  1. omrand!
  2. omrandt!
  3. omrand
  4. omrandend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for omranden:

NounRelated TranslationsOther Translations
border boordsel; galon; grens; grens van een land; grensovergang; grensscheiding; landgrens; landsgrens; omzoming; oplegsel; passement; rand; rijksgrens; tres
edge kant; rand; richel; scherpte; snijkant; zijkant
VerbRelated TranslationsOther Translations
border afzetten; omranden grenzen; grenzen aan; omboorden; zomen
edge afzetten; omranden omboorden; zomen