Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. ongezelligheid:
  2. ongezellig:


Dutch

Detailed Translations for ongezelligheid from Dutch to English

ongezelligheid:

ongezelligheid [de ~ (v)] nomen

  1. de ongezelligheid (kilte)
    the coldness; the coolness
    – a lack of affection or enthusiasm 1
    • coldness [the ~] nomen
      • a distressing coldness of tone and manner1
    • coolness [the ~] nomen

Translation Matrix for ongezelligheid:

NounRelated TranslationsOther Translations
coldness kilte; ongezelligheid afstandelijkheid; gereserveerdheid; kilheid; kilte; koelheid; koelte; kou; koude; koudheid
coolness kilte; ongezelligheid afkoeling; afstandelijkheid; frisheid; gereserveerdheid; kilte; koelheid; koelte; kou; koude; verkoeling

Related Words for "ongezelligheid":


ongezellig:

ongezellig adj

  1. ongezellig (onbehaaglijk)

Translation Matrix for ongezellig:

AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
cheerless onbehaaglijk; ongezellig grauw; mistroostig; naargeestig; sfeerloos; somber; triest; troosteloos; vreugdeloos; zonder sfeer; zwaarmoedig
uninviting onbehaaglijk; ongezellig

Related Words for "ongezellig":


External Machine Translations: