Dutch
Detailed Translations for ontnuchteren from Dutch to English
ontnuchteren:
-
ontnuchteren (nuchter worden)
Conjugations for ontnuchteren:
o.t.t.
- ontnuchter
- ontnuchtert
- ontnuchtert
- ontnuchteren
- ontnuchteren
- ontnuchteren
o.v.t.
- ontnuchterde
- ontnuchterde
- ontnuchterde
- ontnuchterden
- ontnuchterden
- ontnuchterden
v.t.t.
- ben ontnuchterd
- bent ontnuchterd
- is ontnuchterd
- zijn ontnuchterd
- zijn ontnuchterd
- zijn ontnuchterd
v.v.t.
- was ontnuchterd
- was ontnuchterd
- was ontnuchterd
- waren ontnuchterd
- waren ontnuchterd
- waren ontnuchterd
o.t.t.t.
- zal ontnuchteren
- zult ontnuchteren
- zal ontnuchteren
- zullen ontnuchteren
- zullen ontnuchteren
- zullen ontnuchteren
o.v.t.t.
- zou ontnuchteren
- zou ontnuchteren
- zou ontnuchteren
- zouden ontnuchteren
- zouden ontnuchteren
- zouden ontnuchteren
diversen
- ontnuchter!
- ontnuchtert!
- ontnuchterd
- ontnuchterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for ontnuchteren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
sober up | nuchter worden; ontnuchteren | serieus worden |
Wiktionary Translations for ontnuchteren:
ontnuchteren
verb
ontnuchteren
-
terugbrengen uit een waan of roes
- ontnuchteren → sober up
verb
-
(transitive) shock emotionally
-
to become sober