Dutch
Detailed Translations for onvolkomenheid from Dutch to English
onvolkomenheid:
Translation Matrix for onvolkomenheid:
Noun | Related Translations | Other Translations |
defect | euvel; mankement; onvolkomenheid | feil; fout; incorrectheid; onjuistheid |
fault | euvel; mankement; onvolkomenheid | abuis; berisping; blaam; blunder; domheid; dwaling; feil; flater; fout; giller; gisping; incorrectheid; lering; misgreep; misslag; ondeugd; onjuistheid; reprimande; standje; terechtwijzing; vergissing; verwijt; zedelijke slechtheid; zonde |
flaw | euvel; mankement; onvolkomenheid | abuis; barst; blunder; breuk; domheid; dwaling; feil; flater; fout; gebrek; giller; incorrectheid; krak; kwaaltje; manco; misgreep; misslag; onjuistheid; scheur; vergissing; zwakheid |
imperfection | euvel; mankement; onvolkomenheid | gebrekkigheid; tekortkoming |
Verb | Related Translations | Other Translations |
defect | naar de vijand overlopen |
Related Words for "onvolkomenheid":
onvolkomenheid form of onvolkomen:
-
onvolkomen (onvolmaakt)
-
onvolkomen (onafgewerkt)
Translation Matrix for onvolkomen:
Adjective | Related Translations | Other Translations |
deficient | onvolkomen; onvolmaakt | deficiënt |
imperfect | onvolkomen; onvolmaakt | |
incomplete | onafgewerkt; onvolkomen | incompleet; onaf; onvolledig; onvoltooid |
unfinished | onafgewerkt; onvolkomen | blank; incompleet; onaf; ongelakt; onvolledig; onvoltooid |