Dutch

Detailed Translations for ophaal from Dutch to English

ophaal:

ophaal [de ~ (m)] nomen

  1. de ophaal
    the upstroke

Translation Matrix for ophaal:

NounRelated TranslationsOther Translations
upstroke ophaal opstreek

ophalen:

ophalen verb (haal op, haalt op, haalde op, haalden op, opgehaald)

  1. ophalen (afhalen en meenemen; oppikken)
    to pick up; to collect; to fetch
    • pick up verb (picks up, picked up, picking up)
    • collect verb (collects, collected, collecting)
    • fetch verb (fetches, fetched, fetching)
  2. ophalen (meenemen; afnemen; afhalen; wegnemen; weghalen)
    to take along; to take away; to pick up; to fetch; to collect; to take; come round for
    • take along verb (takes along, took along, taking along)
    • take away verb (takes away, took away, taking away)
    • pick up verb (picks up, picked up, picking up)
    • fetch verb (fetches, fetched, fetching)
    • collect verb (collects, collected, collecting)
    • take verb (takes, took, taking)
  3. ophalen (omhooghalen)
    to raise; to bring up; to pull up
    • raise verb (raises, raised, raising)
    • bring up verb (brings up, brought up, bringing up)
    • pull up verb (pulls up, pulled up, pulling up)
  4. ophalen
    to retrieve
    – To obtain a specific requested item or set of data by locating it and returning it to a program or to the user. Computers can retrieve information from any source of storage-disks, tapes, or memory. 1
    • retrieve verb (retrieves, retrieved, retrieving)
  5. ophalen
    to retrieve
    – To answer a call by dialing the associated number on the network where it has been parked. 1
    • retrieve verb (retrieves, retrieved, retrieving)

Conjugations for ophalen:

o.t.t.
  1. haal op
  2. haalt op
  3. haalt op
  4. halen op
  5. halen op
  6. halen op
o.v.t.
  1. haalde op
  2. haalde op
  3. haalde op
  4. haalden op
  5. haalden op
  6. haalden op
v.t.t.
  1. heb opgehaald
  2. hebt opgehaald
  3. heeft opgehaald
  4. hebben opgehaald
  5. hebben opgehaald
  6. hebben opgehaald
v.v.t.
  1. had opgehaald
  2. had opgehaald
  3. had opgehaald
  4. hadden opgehaald
  5. hadden opgehaald
  6. hadden opgehaald
o.t.t.t.
  1. zal ophalen
  2. zult ophalen
  3. zal ophalen
  4. zullen ophalen
  5. zullen ophalen
  6. zullen ophalen
o.v.t.t.
  1. zou ophalen
  2. zou ophalen
  3. zou ophalen
  4. zouden ophalen
  5. zouden ophalen
  6. zouden ophalen
en verder
  1. ben opgehaald
  2. bent opgehaald
  3. is opgehaald
  4. zijn opgehaald
  5. zijn opgehaald
  6. zijn opgehaald
diversen
  1. haal op!
  2. haalt op!
  3. opgehaald
  4. ophalend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for ophalen:

NounRelated TranslationsOther Translations
raise aankweken; doen voorttelen; fokken
take baat; gewin; profijt; winst
VerbRelated TranslationsOther Translations
bring up omhooghalen; ophalen aankaarten; aanknopen; aansnijden; aanvoeren; braken; entameren; gesprek aanknopen; grootbrengen; kotsen; op tafel leggen; openen; opperen; opvoeden; opwerpen; overgeven; spugen; spuwen; starten; te berde brengen; ter sprake brengen; uitbraken; voorleiden; vormen
collect afhalen; afhalen en meenemen; afnemen; meenemen; ophalen; oppikken; weghalen; wegnemen aannemen; aanvaarden; accepteren; bijeenzamelen; bijeenzoeken; iets ophalen; in ontvangst nemen; inwinnen; inzamelen; kennis opdoen; leren; meekrijgen; meepikken; ontvangen; oogsten; opeenhopen; oppakken; oppikken; oppotten; oprapen; opsnappen; opsteken; plukken; sparen; trachten te krijgen; verenigen; vergaren; verzamelen
come round for afhalen; afnemen; meenemen; ophalen; weghalen; wegnemen
fetch afhalen; afhalen en meenemen; afnemen; meenemen; ophalen; oppikken; weghalen; wegnemen
pick up afhalen; afhalen en meenemen; afnemen; meenemen; ophalen; oppikken; weghalen; wegnemen aanhouden; aanleren; absorberen; arresteren; bijeenzamelen; eigen maken; gevangennemen; incorporeren; inlijven; inrekenen; leren; opduikelen; opeenhopen; opnemen; opnemen in groter geheel; oppakken; oppikken; oppotten; oprapen; opscharrelen; opsnappen; opsnorren; opsteken; sparen; vergaren; verwerven; verzamelen
pull up omhooghalen; ophalen hijsen; met een takel ophijsen; naar boven brengen; naar boven leiden; naar boven voeren; omhooghalen; omhoogtrekken; ophijsen; takelen
raise omhooghalen; ophalen aankaarten; aansnijden; aanvoeren; bezweren; bouwen; construeren; ding rechtzetten; entameren; fokken; grootbrengen; heffen; hijsen; hoger maken; instellen; invoeren; jezelf opwerken; kweken; naar boven tillen; naar voren brengen; naarbovendragen; omhoog doen; omhoog heffen; omhoogbrengen; omhoogheffen; op tafel leggen; opfokken; opheffen; ophijsen; ophogen; opperen; oprichten; optrekken; opvoeden; opwerken; opwerpen; overeindzetten; poneren; rechtop zetten; slangen bezweren; stellen; stichten; suggereren; te berde brengen; ter sprake brengen; uit een minder gunstige positie vooruitkomen; verhogen; vooruitkomen; vormen; zich omhoogtrekken; zich optrekken aan
retrieve ophalen aftreden; herwinnen; terugtrekken; terugwinnen; uittreden
take afhalen; afnemen; meenemen; ophalen; weghalen; wegnemen aangrijpen; aannemen; aanpakken; aanvaarden; aanwenden; accepteren; achteroverdrukken; afnemen; benemen; benutten; bezetten; bezigen; cadeau aannemen; gappen; gebruik maken van; gebruiken; grijpen; hanteren; ingrijpen; innemen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; medicijn innemen; naartoe brengen; nemen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pakken; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toegrijpen; toepassen; toetasten; toeëigenen; utiliseren; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; verstouwen; verstuwen; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken; zich bedienen
take along afhalen; afnemen; meenemen; ophalen; weghalen; wegnemen
take away afhalen; afnemen; meenemen; ophalen; weghalen; wegnemen achteroverdrukken; afnemen; afvoeren; benemen; dalen; declineren; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; meedragen; meenemen; minder worden; minderen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; tanen; teruggaan; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; verminderen; vervallen; vervreemden; wegdragen; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken; wegsjouwen; wegslepen; wegvoeren

Synonyms for "ophalen":


Antonyms for "ophalen":


Related Definitions for "ophalen":

  1. komen halen om mee te nemen2
    • komt je vader je ophalen op het vliegveld?2
  2. er een beter cijfer voor halen2
    • ik moet het cijfer voor wiskunde ophalen2
  3. verzamelen door bij mensen langs te gaan2
    • wij halen geld op voor de club2
  4. weer weten hoe het was2
    • ik moet mijn wiskunde ophalen2

Wiktionary Translations for ophalen:

ophalen
verb
  1. een bestand van een computer of server naar een andere computer of server overbrengen
ophalen
verb
  1. raise a corner of the upper lip slightly in scorn
  2. haul and tie up

Cross Translation:
FromToVia
ophalen pick up; collect abholentransitiv: von einem Ort nehmen, um es (mit sich) an einen anderen zu bringen
ophalen breathe; inhale; inspire; suggest; advance; hint; propound; persuade; convince; dissuade; induce; infuse; prompt inspirerfaire pénétrer artificiellement de l’air dans les poumons.
ophalen wake; lever; lift; raise; elevate; heave; hoist lever — Faire qu’une chose être plus haut qu’elle n’était.
ophalen raise; rise; arouse souleverlever à une faible hauteur.
ophalen download télécharger — Transférer d’un ordinateur distant vers un local (1)
ophalen lever; lift; raise; elevate; heighten; heave; hoist; breed; keep; rear; farm élever — Traductions à trier suivant le sens