Dutch
Detailed Translations for opstijven from Dutch to English
opstijven:
-
opstijven
Conjugations for opstijven:
o.t.t.
- stijf op
- stijft op
- stijft op
- stijven op
- stijven op
- stijven op
o.v.t.
- steef op
- steef op
- steef op
- steven op
- steven op
- steven op
v.t.t.
- heb opgesteven
- hebt opgesteven
- heeft opgesteven
- hebben opgesteven
- hebben opgesteven
- hebben opgesteven
v.v.t.
- had opgesteven
- had opgesteven
- had opgesteven
- hadden opgesteven
- hadden opgesteven
- hadden opgesteven
o.t.t.t.
- zal opstijven
- zult opstijven
- zal opstijven
- zullen opstijven
- zullen opstijven
- zullen opstijven
o.v.t.t.
- zou opstijven
- zou opstijven
- zou opstijven
- zouden opstijven
- zouden opstijven
- zouden opstijven
en verder
- is opgesteven
- zijn opgesteven
diversen
- stijf op!
- stijft op!
- opgesteven
- opstijvend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for opstijven:
Noun | Related Translations | Other Translations |
clot | kledder; klodder; klont; klonter; kwak; lik | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
clot | opstijven | klonteren |
coagulate | opstijven | kazen; klonteren; stijf worden; stremmen |
curdle | opstijven | kazen; klonteren |