Noun | Related Translations | Other Translations |
arousing
|
instigeren; opwekken
|
|
awaking
|
instigeren; opwekken
|
|
drive
|
|
aandrift; aandrijving; autorijden; daadkracht; dagreis; diskettestation; drift; drijfjacht; dynamiek; energie; esprit; excursie; fut; gang; heenrit; impuls; inrit; instinct; klopjacht; kracht; momentum; motor; oprijlaan; oprit; prikkel; puf; reis; rijden; rijtochtje; rijtoer; rit; schijfstation; station; stimulans; stuwkracht; tocht; tochtje; toer; toertje; tournee; trip; uitje; uitstapje; voortstuwing; werklust
|
instigation
|
instigeren; opwekken
|
aandrang; aandrift; aanstoken; drang; drift; impuls; instigatie; neiging; ophitsen; opstoken; opstokerij
|
prompt
|
|
ezelsbrug; geheugensteun; geheugensteuntje; prompt
|
support
|
|
aanhangen; aanmoedigen; aanmoediging; aansporen; aansporing; aanvuren; assistentie; bijstand; dienst; dienstbetoon; driepoot; gunst; houvast; hulpbetoon; kost; medewerking; onderbouwing; onderhoud; onderhoudsgeld; onderstel; ondersteuning; opwekking; poot; rugsteun; schoorbalk; schraagpijler; schuinse steunbalk; sokkel; staander; steun; steunbalk; stimulans; stimuleren; stut; stutbalk; support; toejuichen; voedsel; voet; voetstuk; zuilvoet
|
urge
|
|
aandrift; drift; genoegen; genot; instinct; lust; wellust
|
Verb | Related Translations | Other Translations |
activate
|
aanmoedigen; activeren; bezielen; opleven; oppeppen; opwekken; reanimeren; stimuleren; tot leven wekken; verlevendigen
|
aansporen; aanzetten; activeren; animeren; stimuleren
|
arouse
|
aanmoedigen; activeren; bezielen; oppeppen; opwekken; opwinden; prikkelen; stimuleren
|
aanzetten tot; instigeren; ontwaken; provoceren; wakker worden
|
awake
|
aanmoedigen; activeren; bezielen; opleven; oppeppen; opwekken; reanimeren; stimuleren; tot leven wekken; verlevendigen
|
|
drive
|
aandrijven; aansporen; opkrikken; opwekken; prikkelen; stimuleren
|
aan het stuur zitten; aansporen; aanzetten; berijden; een paard mennen; heien; karren; mennen; opzwepen; rijden; sterk prikkelen; sturen; zenden
|
encourage
|
aanmoedigen; activeren; bezielen; oppeppen; opwekken; stimuleren
|
aanjagen; aanmoedigen; aansporen; aanvuren; aanzetten; animeren; bemoedigen; bezielen; iemand motiveren; motiveren; opjutten; porren; prikkelen; stimuleren; toejuichen; toemoedigen
|
excite
|
aanmoedigen; activeren; bezielen; opleven; oppeppen; opwekken; opwinden; prikkelen; reanimeren; stimuleren; tot leven wekken; verlevendigen
|
aansporen; aanzetten; opvrijen
|
freshen
|
activeren; opleven; opwekken; reanimeren; tot leven wekken; verlevendigen
|
opfrissen; verfrissen; verkoelen; verkwikken; verlevendigen; verversen; zich opfrissen; zich opknappen; zich verfrissen
|
generate
|
activeren; opleven; opwekken; reanimeren; tot leven wekken; verlevendigen
|
tot stand brengen; voor elkaar krijgen
|
prompt
|
aandrijven; aansporen; opkrikken; opwekken; prikkelen; stimuleren
|
inboezemen; influisteren; ingeven; inspireren; naar voren brengen; opperen; souffleren; suggereren; toefluisteren; voorzeggen
|
reactivate
|
activeren; opleven; opwekken; reanimeren; tot leven wekken; verlevendigen
|
|
recover
|
activeren; opleven; opwekken; reanimeren; tot leven wekken; verlevendigen
|
bekomen; beteren; genezen; gezond worden; helen; herstellen; herwinnen; terugwinnen; zich hervinden
|
refresh
|
activeren; opleven; opwekken; reanimeren; tot leven wekken; verlevendigen
|
hernieuwen; opfrissen; opnieuw doen; overdoen; verfrissen; verkoelen; verkwikken; verlevendigen; vernieuwen; verversen; zich opfrissen; zich opknappen; zich verfrissen
|
revive
|
activeren; opleven; opwekken; reanimeren; tot leven wekken; verlevendigen
|
bekomen; herleven; opfrissen; opleven; verfrissen; verkwikken; verlevendigen; weer krachtig worden; zich hervinden
|
rouse
|
activeren; opleven; opwekken; reanimeren; tot leven wekken; verlevendigen
|
aanpoten; haast maken; haasten; ijlen; jagen; overhaasten; spoeden; voortmaken; zich spoeden
|
stimulate
|
aanmoedigen; activeren; bezielen; oppeppen; opwekken; opwinden; prikkelen; stimuleren
|
aanmoedigen; aansporen; aanzetten; aanzetten tot; animeren; iemand motiveren; instigeren; motiveren; opzwepen; prikkelen; provoceren; sterk prikkelen; stimuleren
|
stir up
|
opwekken; opwinden; prikkelen; stimuleren
|
aanblazen; aanstoken; aanwakkeren; aanzetten; doen opvlammen; iemand opstoken; iets aanstoken; opfokken; ophitsen; opjutten; oppoken; opporren; oprakelen; oproer kraaien; opruien; opstoken; opzetten; poken; ter sprake brengen
|
support
|
aanmoedigen; activeren; bezielen; oppeppen; opwekken; stimuleren
|
behouden; bekrachtigen; bevestigen; bezegelen; bijspringen; bijvallen; dragen; financieel steunen; financieren; goedkeuren; homologeren; in stand houden; instemmen; meehelpen; met palen stutten; onderhouden; ondersteunen; rugsteunen; schoren; schragen; steunen; stutten; van mening zijn; voorstaan
|
urge
|
aandrijven; aansporen; opkrikken; opwekken; prikkelen; stimuleren
|
aandringen; aanhouden; aansporen; aanzetten; aanzetten tot; animeren; instigeren; manen; met aandrang herinneren; op iets aandringen; provoceren; rappelleren; stimuleren
|
Adjective | Related Translations | Other Translations |
prompt
|
|
bijtijds; direct; gauw; gezwind; op tijd; stipt; tijdig
|