Dutch
Detailed Translations for opwelling from Dutch to English
opwelling:
Translation Matrix for opwelling:
Noun | Related Translations | Other Translations |
burst | aanval; bevlieging; opwelling; vlaag | vleug |
caprice | aanval; bevlieging; impuls; luim; opwelling; prikkel; vlaag | bui; gril; kuur; luim; nuk |
impulse | impuls; luim; opwelling; prikkel | aandrift; aanmoediging; aansporing; aanzet; animering; drift; impuls; instinct; opwekking; prikkel; stimulans; stimulering |
spur of the moment | aanval; bevlieging; opwelling; vlaag | bui; gril; kuur; luim; nuk |
whim | aanval; bevlieging; impuls; luim; opwelling; prikkel; vlaag | bui; gril; kuur; luim; nuk |
Verb | Related Translations | Other Translations |
burst | aan stukken springen; exploderen; klappen; ontploffen; springen; uit elkaar spatten; uit elkaar springen | |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
burst | impulsief; in een opwelling |