Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. outillage:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for outillage from Dutch to English

outillage:

outillage [de ~ (v)] nomen

  1. de outillage (uitrusting; outfit; versiering; )
    the attire; the equipment; the outfit; the gear; the kit

Translation Matrix for outillage:

NounRelated TranslationsOther Translations
attire benodigde; monstering; outfit; outillage; uitmonstering; uitrusting; uitzet; versiering gewaad; kledij; kleding; kleren; livrei; opschik; opsmuk; plunje; smuk; tenue; uitdossing; versiering
equipment benodigde; monstering; outfit; outillage; uitmonstering; uitrusting; uitzet; versiering apparatuur; gereedschap; gereedschappen; gerei; handgereedschap; handwerktuig; instrument; instrumenten; toerusting; uitrusting; uitrustingsstuk; uitrustingsstukken; werktuig; werktuigen
gear benodigde; monstering; outfit; outillage; uitmonstering; uitrusting; uitzet; versiering gareel; harnas; kleding; kleren; plunje; schakelinrichting; tandrad; tandwiel; tenue; toom; tuig; versnelling
kit benodigde; monstering; outfit; outillage; uitmonstering; uitrusting; uitzet; versiering kit; kitartikel; toerusting; uitrusting; uitrustingsstuk; uitrustingsstukken
outfit benodigde; monstering; outfit; outillage; uitmonstering; uitrusting; uitzet; versiering gewaad; kleding; kleren; livrei; plunje; tenue; uitrustingsstuk; uitrustingsstukken; uniform

Wiktionary Translations for outillage:


Cross Translation:
FromToVia
outillage gear; kit; hardware; matériel matérielensemble des objets de toute nature qui sont employés à quelque service public, par opposition à personnel, qui s’entend de toutes les personnes attachées à ce même service. Ensemble des matériaux et des outils nécessaires à une fabrication, une [[concep