Interglot - "periode" translated from Dutch to English

Remove Ads

Summary

Dutch to English: more detail...

periode:
- era; period; epoch; age; term; period of time; space of time; time; space
Wiktionary:
- periode → period, menstrual period, periodic sequence, cycle, era
- periode → period, space, term

Dutch

Detailed Translations for periode from Dutch to English

periode:

periode [de ~ (v)] nomen

de periode (tijdperk; epoch; epoche; tijdvak; era; tijdsgewricht; tijdsverloop)
the era; the period; the epoch; the age
- era [the ~] nomen
- period [the ~] nomen
- epoch [the ~] nomen
- age [the ~] nomen
de periode (termijn; tijdsduur; tijdsbestek)
the term; the period of time; the period; the space of time; the time; the space
- term [the ~] nomen
- period of time [the ~] nomen
- period [the ~] nomen
- space of time [the ~] nomen
- time [the ~] nomen
- space [the ~] nomen

Translation Matrix for periode:

Noun	Related Translations	Other Translations
age	epoch; epoche; era; periode; tijdperk; tijdsgewricht; tijdsverloop; tijdvak	eeuw; era; honderd jaar; jaartelling; leeftijd; ouderdom; oudheid; tijd; tijdrekening
epoch	epoch; epoche; era; periode; tijdperk; tijdsgewricht; tijdsverloop; tijdvak	tijd
era	epoch; epoche; era; periode; tijdperk; tijdsgewricht; tijdsverloop; tijdvak	era; jaartelling; tijd; tijdrekening
period	epoch; epoche; era; periode; termijn; tijdperk; tijdsbestek; tijdsduur; tijdsgewricht; tijdsverloop; tijdvak	looptijd; menstruatie; ongesteldheid; tijd; tijdruimte
period of time	periode; termijn; tijdsbestek; tijdsduur	poosje; tijdruimte; tijdsruimte
space	periode; termijn; tijdsbestek; tijdsduur	Space; afstand; distantie; eindpunt; heelal; kloof; luchtruim; opening; ruimte; spatie; spleet; tussenruimte; uitsparing; universum; wereldruimte
space of time	periode; termijn; tijdsbestek; tijdsduur	poosje; tijdruimte
term	periode; termijn; tijdsbestek; tijdsduur	aanduiding; benaming; benoeming; conditie; eis; frase; gezegde; looptijd; naam; schooltijd; term; uitdrukking; vereiste; voorwaarde; zegswijze; zin
time	periode; termijn; tijdsbestek; tijdsduur	keer; maal; tijd; tijdruimte
-	poos; tijd
Verb	Related Translations	Other Translations
age		ouderdom berekenen; ouderdomsrangschikking; rangschikken naar ouderdom; rijp worden; rijpen
space		spatieren; spatiëren; van spaties voorzien
term		benoemen; een naam geven; noemen; vernoemen
time		de tijd opnemen; klokken; timen
Not Specified	Related Translations	Other Translations
period of time		jaar; tijdsperiode

Related Words for "periode":

perioden, periodes

Synonyms for "periode":

poos; tijd

Related Definitions for "periode":

reeks van momenten¹
- het was een drukke periode¹

Wiktionary Translations for periode:

periode

noun

tijdperk
- periode → period
menstruatie
- periode → menstrual period
repeterende getallenreeks
- periode → periodic sequence
cyclus
- periode → cycle

periode

noun

time period
- era → tijdrekening; era; tijdperk; periode
history: period of time seen as coherent entity
- period → periode
length of time during which something repeats
- period → periode

Cross Translation:

From	To	Via
• periode	→ period; space	↔ Zeitraum — eine abgegrenzte, abgeschlossene, genau bestimmte Zeit
• periode	→ period	↔ Abschnitt — Teil der Zeit
• periode	→ period; term	↔ période — temps qu’une chose met à accomplir les phases de sa durée.

¹Muiswerk Woordenboek

Remove Ads

Translate periode from Dutch to English

Detailed Translations for periode from Dutch to English

periode:

periode [de ~ (v)] nomen

de periode (tijdperk; epoch; epoche; tijdvak; era; tijdsgewricht; tijdsverloop)

de periode (termijn; tijdsduur; tijdsbestek)

Translation Matrix for periode:

Related Words for "periode":

Synonyms for "periode":

Related Definitions for "periode":

Wiktionary Translations for periode: