Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. persoonsbewijs:


Dutch

Detailed Translations for persoonsbewijs from Dutch to English

persoonsbewijs:

persoonsbewijs [het ~] nomen

  1. het persoonsbewijs (legitimatiebewijs; identiteitsbewijs; legitimatiepapieren; )
    the identification card; the I.D.; the ID
    – a card or badge used to identify the bearer 1
    the identification
    – evidence of identity; something that identifies a person or thing 1

Translation Matrix for persoonsbewijs:

NounRelated TranslationsOther Translations
I.D. identiteitsbewijs; identiteitskaart; legitimatie; legitimatiebewijs; legitimatiekaart; legitimatiepapieren; persoonsbewijs
ID identiteitsbewijs; identiteitskaart; legitimatie; legitimatiebewijs; legitimatiekaart; legitimatiepapieren; persoonsbewijs
identification identiteitsbewijs; identiteitskaart; legitimatie; legitimatiebewijs; legitimatiekaart; legitimatiepapieren; persoonsbewijs herkennen; identificatie; thuisbrengen; vereenzelviging
identification card identiteitsbewijs; identiteitskaart; legitimatie; legitimatiebewijs; legitimatiekaart; legitimatiepapieren; persoonsbewijs

Related Words for "persoonsbewijs":

  • persoonsbewijzen