Dutch

Detailed Translations for peulenschil from Dutch to English

peulenschil:

peulenschil [de ~] nomen

  1. de peulenschil (bagatel; kleinigheid; wissewasje)
    the trifle; the bagatelle; the futility; the a piece of cake; the child's play; the small matter; the small affair; the small thing; the something unimportant
  2. de peulenschil (kleinigheid; futiliteit; onbelangrijk iets; )
    the trifle; the futility; the small thing; the small affair; the something unimportant; the small matter

Translation Matrix for peulenschil:

NounRelated TranslationsOther Translations
a piece of cake bagatel; kleinigheid; peulenschil; wissewasje
bagatelle bagatel; kleinigheid; peulenschil; wissewasje
child's play bagatel; kleinigheid; peulenschil; wissewasje kinderspel
futility bagatel; dingetje; futiliteit; kleinigheid; niemendalletje; onbelangrijk iets; peulenschil; wissewasje
small affair bagatel; dingetje; futiliteit; kleinigheid; niemendalletje; onbelangrijk iets; peulenschil; wissewasje
small matter bagatel; dingetje; futiliteit; kleinigheid; niemendalletje; onbelangrijk iets; peulenschil; wissewasje
small thing bagatel; dingetje; futiliteit; kleinigheid; niemendalletje; onbelangrijk iets; peulenschil; wissewasje kleinigheid; snuisterij
something unimportant bagatel; dingetje; futiliteit; kleinigheid; niemendalletje; onbelangrijk iets; peulenschil; wissewasje
trifle bagatel; dingetje; futiliteit; kleinigheid; niemendalletje; onbelangrijk iets; peulenschil; wissewasje akkefietje; bagatel; kleinigheid; liflafje
VerbRelated TranslationsOther Translations
trifle keutelen

Related Words for "peulenschil":

  • peulenschillen

Related Definitions for "peulenschil":

  1. klein, makkelijk werkje1
    • dat is een peulenschil1