Summary
Dutch to English: more detail...
- pijpen:
- pijp:
-
Wiktionary:
- pijpen → gamahuche, fellatio
- pijpen → gamahuche, fellate, blow, suck off
- pijpen → blow, suck off, give a blowjob
- pijp → pipe, tube, nozzle, conduit, tobacco pipe
- pijp → pipe, smoking pipe, bar, pole, rod, handle, shaft, staff, stake, stave, spar, stick, baton, cane, fishing rod, tube, hit, barrel, stem
Dutch
Detailed Translations for pijpen from Dutch to English
pijpen:
-
pijpen (fluiten; blazen)
-
pijpen (fellatio doen; afzuigen; zuigen)
Conjugations for pijpen:
o.t.t.
- pijp
- pijpt
- pijpt
- pijpen
- pijpen
- pijpen
o.v.t.
- pijpte
- pijpte
- pijpte
- pijpten
- pijpten
- pijpten
v.t.t.
- heb gepijpt
- hebt gepijpt
- heeft gepijpt
- hebben gepijpt
- hebben gepijpt
- hebben gepijpt
v.v.t.
- had gepijpt
- had gepijpt
- had gepijpt
- hadden gepijpt
- hadden gepijpt
- hadden gepijpt
o.t.t.t.
- zal pijpen
- zult pijpen
- zal pijpen
- zullen pijpen
- zullen pijpen
- zullen pijpen
o.v.t.t.
- zou pijpen
- zou pijpen
- zou pijpen
- zouden pijpen
- zouden pijpen
- zouden pijpen
en verder
- is gepijpt
- zijn gepijpt
diversen
- pijp!
- pijpt!
- gepijpt
- pijpend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for pijpen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
blow | bluts; deuk; dreun; duw; duwtje; fiasco; flop; handslag; harde slag; hengst; instulping; jens; klap; klop; knal; lel; mep; misrekening; misslag; muilpeer; opdonder; opduvel; oplawaai; peut; por; slag; sof; stoot; stootje; tegenvaller; teleurstelling; terugslag; tik; toegebrachte klap; zet | |
hum | gebrom; gedruis; gemurmel; geroezemoes; gezoem; rumoer; tumult | |
whistle | fluit | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
blow | afzuigen; blazen; fellatio doen; fluiten; pijpen; zuigen | 'm piepen; 'm smeren; aanblazen; aanwakkeren; blazen; doen opvlammen; fladderen; hard waaien; hijgen; iets vergallen; puffen; stuiven; verknoeien; waaien; wapperen |
give a blow-job | afzuigen; fellatio doen; pijpen; zuigen | |
hum | blazen; fluiten; pijpen | brommen; gonzen; neuriën; zoemen |
suck | afzuigen; fellatio doen; pijpen; zuigen | afzuigen; lurken; opzuigen; sabbelen; slurpen; wegzuigen; zuigen |
whistle | blazen; fluiten; pijpen |
Related Words for "pijpen":
Wiktionary Translations for pijpen:
pijpen
Cross Translation:
noun
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• pijpen | → blow; suck off | ↔ blasen — auf einem Blasinstrument spielen |
• pijpen | → give a blowjob | ↔ tailler une pipe — (familier, fr) sexua|fr Effectuer une fellation. |
pijpen form of pijp:
-
de pijp (tabakspijp)
the tobacco-pipe -
de pijp
Translation Matrix for pijp:
Noun | Related Translations | Other Translations |
pipage | pijp | |
pipe | pijp; tabakspijp | fluit; verticale streep |
piping | pijp | bies; gepijp; leidingen; strook |
tobacco-pipe | pijp; tabakspijp | |
- | cilinder | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
pipe | doorsluizen |
Related Words for "pijp":
Synonyms for "pijp":
Related Definitions for "pijp":
Wiktionary Translations for pijp:
pijp
pijp
Cross Translation:
noun
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• pijp | → pipe | ↔ Pfeife — Gerät zum Rauchen |
• pijp | → smoking pipe | ↔ Tabakspfeife — ein Rauchgerät, in dem in einer Brennkammer Tabak verbrannt und durch ein Mundstück in den Mund aufgenommen wird |
• pijp | → bar; pole; rod; handle; shaft; staff; stake; stave; spar | ↔ barreau — barre de bois ou de fer qui sert de clôture. |
• pijp | → stick; rod; staff; stave; spar; baton; cane | ↔ bâton — Morceau de bois assez long |
• pijp | → fishing rod; pole; bar; handle; shaft; staff; stake; stave; spar | ↔ gaule — Grande perche. |
• pijp | → pipe | ↔ pipe — Traductions à trier suivant le sens |
• pijp | → tube; hit; barrel; pipe; stem | ↔ tube — Tuyau. |
External Machine Translations: