Dutch
Detailed Translations for proosten from Dutch to English
proosten:
-
proosten
Conjugations for proosten:
o.t.t.
- proost
- proost
- proost
- proosten
- proosten
- proosten
o.v.t.
- proostte
- proostte
- proostte
- proostten
- proostten
- proostten
v.t.t.
- heb geproost
- hebt geproost
- heeft geproost
- hebben geproost
- hebben geproost
- hebben geproost
v.v.t.
- had geproost
- had geproost
- had geproost
- hadden geproost
- hadden geproost
- hadden geproost
o.t.t.t.
- zal proosten
- zult proosten
- zal proosten
- zullen proosten
- zullen proosten
- zullen proosten
o.v.t.t.
- zou proosten
- zou proosten
- zou proosten
- zouden proosten
- zouden proosten
- zouden proosten
diversen
- proost!
- proost!
- geproost
- proostend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for proosten:
Noun | Related Translations | Other Translations |
toast | eer; geroosterd brood; heildronk; hulde; toast; toost; toostbrood; verering | |
toasting | aanstoten; proosten | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
toast | proosten |
External Machine Translations: