Dutch
Detailed Translations for pruil from Dutch to English
pruilen:
-
pruilen (een pruillip trekken; bouderen)
Conjugations for pruilen:
o.t.t.
- pruil
- pruilt
- pruilt
- pruilen
- pruilen
- pruilen
o.v.t.
- pruilde
- pruilde
- pruilde
- pruilden
- pruilden
- pruilden
v.t.t.
- heb gepruild
- hebt gepruild
- heeft gepruild
- hebben gepruild
- hebben gepruild
- hebben gepruild
v.v.t.
- had gepruild
- had gepruild
- had gepruild
- hadden gepruild
- hadden gepruild
- hadden gepruild
o.t.t.t.
- zal pruilen
- zult pruilen
- zal pruilen
- zullen pruilen
- zullen pruilen
- zullen pruilen
o.v.t.t.
- zou pruilen
- zou pruilen
- zou pruilen
- zouden pruilen
- zouden pruilen
- zouden pruilen
diversen
- pruil!
- pruilt!
- gepruild
- pruilend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for pruilen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
pout | hanglip; pruillip; pruilmond | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
nurse a grievance | bouderen; een pruillip trekken; pruilen | kniezen; mokken |
pout | bouderen; een pruillip trekken; pruilen | kniezen; mokken |
sulk | bouderen; een pruillip trekken; pruilen | kniezen; mokken |