Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. restitueren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for restitueren from Dutch to English

restitueren:

restitueren verb (restitueer, restitueert, restitueerde, restitueerden, gerestitueerd)

  1. restitueren
    to refund; to pay back
    • refund verb (refunds, refunded, refunding)
    • pay back verb (pays back, paid back, paying back)

Conjugations for restitueren:

o.t.t.
  1. restitueer
  2. restitueert
  3. restitueert
  4. restitueren
  5. restitueren
  6. restitueren
o.v.t.
  1. restitueerde
  2. restitueerde
  3. restitueerde
  4. restitueerden
  5. restitueerden
  6. restitueerden
v.t.t.
  1. heb gerestitueerd
  2. hebt gerestitueerd
  3. heeft gerestitueerd
  4. hebben gerestitueerd
  5. hebben gerestitueerd
  6. hebben gerestitueerd
v.v.t.
  1. had gerestitueerd
  2. had gerestitueerd
  3. had gerestitueerd
  4. hadden gerestitueerd
  5. hadden gerestitueerd
  6. hadden gerestitueerd
o.t.t.t.
  1. zal restitueren
  2. zult restitueren
  3. zal restitueren
  4. zullen restitueren
  5. zullen restitueren
  6. zullen restitueren
o.v.t.t.
  1. zou restitueren
  2. zou restitueren
  3. zou restitueren
  4. zouden restitueren
  5. zouden restitueren
  6. zouden restitueren
en verder
  1. is gerestitueerd
  2. zijn gerestitueerd
diversen
  1. restitueer!
  2. restitueert!
  3. gerestitueerd
  4. restituerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

restitueren [znw.] nomen

  1. restitueren (vergoeden)
    the reimbursement; the repayment; the compensating for

Translation Matrix for restitueren:

NounRelated TranslationsOther Translations
compensating for restitueren; vergoeden
refund restitutie; terugbetaling; teruggave; weergave
reimbursement restitueren; vergoeden herstelbetaling; indemnisatie; restitutie; schade-uitkering; schadeloosstelling; schadevergoeding; terugbetaling; teruggave; uitbetalingen bij schade; vergoeding; weergave
repayment restitueren; vergoeden herstelbetaling; indemnisatie; restitutie; schade-uitkering; schadeloosstelling; schadevergoeding; terugbetaling; uitbetalingen bij schade; vergoeding
VerbRelated TranslationsOther Translations
pay back restitueren
refund restitueren

Wiktionary Translations for restitueren:


Cross Translation:
FromToVia
restitueren repay; reimburse rembourserrendre à quelqu’un le montant de ses débours ; payer à quelqu’un le prix de ce qu’il avait acheter et qu’il n’a pas reçu ou dont il se refuser à prendre livraison ; compenser des dépenses qu’on a fait faire ou des pertes qu’on a [[causer|causées]
restitueren take; regain reprendre — Prendre de nouveau. (Sens général)