Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. schacht:
  2. Wiktionary:
  3. User Contributed Translations for schacht:
    • shaft


Dutch

Detailed Translations for schacht from Dutch to English

schacht:

schacht [de ~ (m)] nomen

  1. de schacht
    the shank; the stick

Translation Matrix for schacht:

NounRelated TranslationsOther Translations
shank schacht phylum; schenkel; stam
stick schacht baton; hakhout; hockeystick; knoet; knuppel; loot; phylum; pook; slaghout; staaf; staf; stam; stang; stok; takje; twijg; versnellingshandel
VerbRelated TranslationsOther Translations
stick aan elkaar hangen; aan elkaar kleven; aaneenplakken; blijven hangen; blijven steken; graaien; grijpen; grissen; haperen; iets vastkleven; jatten; kleven; klitten; lijmen; omhoogzitten; op hetzelfde niveau blijven; pikken; plakken; samenplakken; snaaien; stagneren; stokken; vast blijven hangen; vastkleven; vastkoeken; vastlijmen; vastlopen; vastplakken; wegkapen

Related Words for "schacht":


Wiktionary Translations for schacht:

schacht
noun
  1. first year student
  2. person who has taken a pledge of allegiance to a fraternity
  3. an inexperienced recruit
  4. long narrow body of spear or arrow
  5. long narrow passage sunk into the earth
  6. vertical passage housing a lift

Cross Translation:
FromToVia
schacht freshman Fuchsstudentensprachlich: ein angehendes Mitglied einer Studentenverbindung
schacht shaft; well SchachtBergbau: vertikaler Grubenbau zu einem Stollen
schacht shaft; well SchachtBauwerk: hohler, meist senkrechter Raum
schacht bar; pole; rod; handle; shaft; staff; stake; stave; spar barreaubarre de bois ou de fer qui sert de clôture.
schacht gut; tunnel boyauintestin, tripes, viscères. note se dit des animaux et péjorativement de l’homme.
schacht stick; rod; staff; stave; spar; baton; cane bâton — Morceau de bois assez long
schacht fishing rod; pole; bar; handle; shaft; staff; stake; stave; spar gaule — Grande perche.