Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. sjacheren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for sjacher from Dutch to English

sjacheren:

sjacheren verb (sjacher, sjachert, sjacherde, sjacherden, gesjacherd)

  1. sjacheren (marchanderen; onderhandelen; afdingen; pingelen; afpingelen)
    to negotiate; negociate
    – discuss the terms of an arrangement 1
    • negotiate verb (negotiates, negotiated, negotiating)
      • They negotiated the sale of the house1
    • negociate verb
    to bargain; to haggle
    • bargain verb (bargains, bargained, bargaining)
    • haggle verb (haggles, haggled, haggling)
    to mediate
    – act between parties with a view to reconciling differences 1
    • mediate verb (mediates, mediated, mediating)
      • He mediated a settlement1

Conjugations for sjacheren:

o.t.t.
  1. sjacher
  2. sjachert
  3. sjachert
  4. sjacheren
  5. sjacheren
  6. sjacheren
o.v.t.
  1. sjacherde
  2. sjacherde
  3. sjacherde
  4. sjacherden
  5. sjacherden
  6. sjacherden
v.t.t.
  1. heb gesjacherd
  2. hebt gesjacherd
  3. heeft gesjacherd
  4. hebben gesjacherd
  5. hebben gesjacherd
  6. hebben gesjacherd
v.v.t.
  1. had gesjacherd
  2. had gesjacherd
  3. had gesjacherd
  4. hadden gesjacherd
  5. hadden gesjacherd
  6. hadden gesjacherd
o.t.t.t.
  1. zal sjacheren
  2. zult sjacheren
  3. zal sjacheren
  4. zullen sjacheren
  5. zullen sjacheren
  6. zullen sjacheren
o.v.t.t.
  1. zou sjacheren
  2. zou sjacheren
  3. zou sjacheren
  4. zouden sjacheren
  5. zouden sjacheren
  6. zouden sjacheren
en verder
  1. ben gesjacherd
  2. bent gesjacherd
  3. is gesjacherd
  4. zijn gesjacherd
  5. zijn gesjacherd
  6. zijn gesjacherd
diversen
  1. sjacher!
  2. sjachert!
  3. gesjacherd
  4. sjacherend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for sjacheren:

NounRelated TranslationsOther Translations
bargain aanbieding; afpingelarij; deal; knibbelarij; koopje; marchandering; onderhandeling; speciale aanbieding; spotkoopje; transactie; zaak
haggle marchandering; onderhandeling
VerbRelated TranslationsOther Translations
bargain afdingen; afpingelen; marchanderen; onderhandelen; pingelen; sjacheren afdingen; dingen
haggle afdingen; afpingelen; marchanderen; onderhandelen; pingelen; sjacheren afdingen; beknibbelen; dingen; knibbelen; knijpen; schrapen
mediate afdingen; afpingelen; marchanderen; onderhandelen; pingelen; sjacheren bemiddelen; ingrijpen; interfereren; interrumperen; interveniëren; middelen; tegengestelden verenigen; tussenbeide komen; tussenkomen; zinnen op
negociate afdingen; afpingelen; marchanderen; onderhandelen; pingelen; sjacheren bemiddelen; incalculeren; tussenkomen; verdisconteren
negotiate afdingen; afpingelen; marchanderen; onderhandelen; pingelen; sjacheren bemiddelen; incalculeren; tussenkomen; verdisconteren

Wiktionary Translations for sjacheren:

sjacheren
verb
  1. op minder fatsoenlijke manier handel drijven

Cross Translation:
FromToVia
sjacheren haggle; horse-trade schachernabwertend: in Abwägung gewinnsüchtiger Interessen sowie dem kleinlichen, hartnäckigen Streben nach dem größtmöglichen Vorteil, Preise beziehungsweise geschäftliche Abmachungen unlauter vereinbaren